'Zo zien zij ons vreemde de blanken als wezens door R. BLIJSTRA DE GRENZEN VAN HET STRAFRECHT Veel invloed, soms imitatie van Grieken Wandelstok en paraplu in caricatuur 'i, f-ï. V- 'si waardering van oude kunstwerken in het algemeen. Het klassiek-Griekse schoonheidsideaal, waaraan in de ne gentiende eeuw elk kunstwerk getoetst werd, heeft onder de invloed van de moderne kunstrichtingen in de twintigste eeuw ais waardemeter in belangrijkheid ingeboet. Moeilijk Parallel Onhoudbaar Het- Rijksmuseum voor Vol kenkunde te Leiden heeft tot 2 October een fraai inge richte en zeer leerzame ten toonstelling: ,JZo zien zij ons". Deze tentoonstelling toont een groot aantal beelden en kunst voorwerpen van volken, die onze voorvaderen vol eigen dunk onder de „barbaren" of „wilden" rangschikten. Individuen Even caricatureel 5 r A'-? Niet boosaardig Zwangerschap Menstruatie V 'SX-. Paradentose Aangezichtspijnen Bezinking Het geheim der Etrusken: boeiende expositie ^'V,< - X l E>< :w2vv- jgsg»* KkE. f* De grote zomerteutoonstelUng in het Gemeentenmseimt te Den Haag, die tot 30 September geopend is. draagt haar naam „Het geheim der Kt rus ken"" terecht. Want niet alleen ligt de herkomst der Ktrusken in het duister, is de taal van dit volk nog niet ontcijferd en de geschiedenis slechts vaag bekend, ook de kunst heeft iets geheittuimugs. Dit komt vooral, doordat deze kunst bij gebrek aan oldoende historische ge gevens min of meer ..in de ruimte hangt"' en daardoor aanleiding geeft tot per soonlijke interpretatie van degenen, die er zich mee bezighouden. Om het probleem te kunnen begrijpen, moet men weten- dat de Etruskisehe kunst gedurende de gehele negentiende eeuw beschouwd werd als een provin ciale of boerse afschaduwing van do Griekse. Eerst in de laatste tijd is men ertoe gekomen haar een gelijkwaardig peil toe te kennen, zij het ook. dat men de Griekse iuvloed moeilijk kan ontkennen. Deze wijziging in de opvattingen komt eens- De visie van de Kongolezen op de luie Europeaan in zijn hangmat. Sirene uit Veji, ongeveer 500 v. Chr, deels voort uit de neiging van de Italiaanse oud heidkundigen en kunstkenners om Italië in de historie der beschaving een zekere onafhauke- I lijkheid toe te kennen, an- derdeels door een verande de in j Daar, waar vroeger elk kunstwerk uit de oudheid vergeleken werd met hetgeen de Grieken in de vijfde eeuw voor Christus hadden vervaardigd en elke afwijking van de toen gemaakte meesterwerken aan onkunde en ge brek aan vakmanschap werd toege schreven, is men heden ten dage ge neigd zulke afwijkingen eerder toe te juichen en er een bewuste stijl verandering in te zien. Nu is het uiterst moeilijk om ten aanzien van de Etrusken zuiver te be palen, waar de invloed van de Grie ken gebrekkig werd verwerkt en waar een kunstenaar of kunstenaars aan het werk waren, die met gebruik making van het door de Grieken ver worvene een eigen weg gingen. De beoordeling wordt gemakkelijk eenzijdig: zij, die bewonderaars zijn van de Grieken zullen geneigd zijn het„ standpunt van de .negentiende eeuw te handhaven en het werk van de Etrusken als een ruwe nabootsing van de Hellenen te zien; degenen, die „besmet'! of,„gelouterd" zijn door de moderne kunst zulien de Etruskisehe kunst inhalen ais een welkome tegen pool van de "later tot academisme verstarde kunstopvattingen, die ons gevoel voor schoonheid honderden jaren lang hebben beheerst. Nu wordt de zaak nog eens bijzon der moeilijk, doordat men op een ten toonstelling als deze geconfronteerd wordt met de kunst van een volk over een periode van de achtste tot de eer- ste eeuw voor Christus. Een tijdvak van 700 jaar dus, dat vóór de Etrusken zeevarend volk, dat omstreeks de 8e eeuw in Italië opduikt en van de vierde eeuw af ge leidelijk door Rome wordt onderwor pen ook nog de invloed van andere beschavingen, met name uit het verre oosten en uit Kreta heeft ondergaan. Door het innige contact van Etrurië en Rome doet de vraag zich voor, of de Etrusken de voorlopers der Ro meinse kunst zijn geweest dan wel in hun cultuur door de Romeinen zijn overvleugeld, zoals zij ook in de his torie ten slotte in de eerste eeuw voor Christus in het Romeinse gemenebest zijn opgegaan. Tracht men aan de hand van de hier ruw geschetste gegevens de Etruskisehe kunst eerlijk op zich te doen inwerken, dan is één ding zeker: bijna elk voorwerp, elke vaas, elke plastiek, elk reliëf, elk motief vindt zijn parallel in de Griekse kunst van ongeveer dezelfde tijd. Men „herkent" de Mykeense, de archaïsche, de klassieke en de Hel lenistische periode: niet alleen m technische bekwaamheid maar ook m de geest. Maar vrijwel geen enkel kunst werk is écht Grieks: er heeft een subtiele of soms ook duidelijke vorm verandering plaatsgevonden, waar door het kunstwerk iets geheel an ders is geworden. Heel vaak is zo'n vormverandering het werk niet ten goede gekomen. Vooral in de proporties, is dikwijls een afwijking te constateren, die men redelijkerwijze niet kan toeschrijven aan opzet, doch die moet voortkomen uit onbekwaamheid, tenzij men aan neemt, dat de Etrusken bijzonder lelijke, welhaast mismaakte mensen waren. De bekoorlijke Griekse (Ionische) vrouw in een geraffineerd geplooid gewaad wordt een dwergachtige figuur (cat. 199), de gezichten vertonen vaak een vreselijke grijns (cat. 58). Ze zijn onuitsprekelijk pathetisch (cat. 56), kortom, waar de Grieken de harmonie hebben bereikt zijn de Etrusken in een ietwat griezelig natu ralisme, dat net niet „natuurlijk" is, verzeild geraakt. Minnaars van het expressionisme zullen echter met voldoening naar de vele langgerekte lijven kijken van figuren, die aan idolen doen denken en die zich eeuwen lang in de Etrus kisehe kunst handhaven. Zij bewijzen, dat deze kunst niet uitsluitend beheerst wordt door de imitatie van de Grieken: heeft men dat eenmaal geconstateerd, dan is de stelling „dat alles uit Griekenland kwam" onhoudbaar geworden. Indien men eenmaal zo ver is, dan ontdekt men naast slechte imitaties van de Grieken talrijke voorbeelden, waarin het „eigen" Etruskisehe zich baanbreekt. Een merkwaardige vormverandering en andere geestesgesteldheid, die soms op raadselachtige wijze demonisch, soms op innemende wijze menselijk wat er verder m het bekken van de Middellandse Zee „te koop" was. maar ieder verwerkte de hem beschikbare gegevens op een andere wijze en de navolger borduurde niet voort op het werk van zijn voorganger, doch ging opnieuw kijken. Zo zou men dus tot de conclusie kunnen komen, dat de Etrusken toch een volk van imitatoren vormden, ware Wij zijn tegenwoordig wat beschei dener en weten, dat de beschaving van vele dezer volken op een zeer hoog peil staat, behalve dan dat zij onze technische cultuur eerst kort geleden of nog in het geheel niet hebben aanvaard. het niet, dat in de beste voor beelden een be speurbare, zij het ons, Euro peanen, niet verwante „lijn" is te ont dekken, die verklaard moet worden uit de afkomst van dit volk, zijn opvallende dodencultus, zi.in maat schappelijke structuur. De Etrusken vormen een exotisch, in sommige opzichten wreed, in an dere blijmoedig element in een be schaving, waarvan wij overigens de afzonderlijke stadia toch wel met elkaar in verband kunnen brengen. Dit „vreemde" element is bijzonder boeiend en daarom is ook deze ten toonstelling, waarop alle voorwerpen voorbeeldig mooi zijn opgesteld, zo boeiend, dat men steeds opnieuw het Gemeentemuseum te Den Haag in de komende twee maanden zou willen betreden om deze vreemdelingen in onze cultuur te doorgronden. Italo-geometrische kan met afgeplatte buik en decor van vogels en stiprozetten. Onge veer 650 v. Chr. 3§f is, op een geheel andere wijze demo nisch, op een geheel andere wijze menselijk, in het eerste geval angst aanjagender, in het tweede geval vriendelijker dan bij de Griekse „voor beelden". Men zou kunnen zeggen, dat in sommige gevallen het werk duidelijk een „vooruitgang" (er is iets bij ge komen) in andere een „achteruit gang" (er is iets afgegaan) vertoont. Voor ons gevoel ligt wellicht een deel van de oplossing m de merk waardige ongelijkheid van het werk, die ons ertoe brengt het ene ronduit afstotend te vinden en het andere even ronduit prachtig, in een grondig verschil in beschavingsvorm. Ondanks alle plaatselijke ver schillen vormde de Griekse cultuur een eenheid: een eenheid, die zich niet alleen in de taal, maar vooral demonstreerde in de gemeenschap pelijkheid van orakels en spelen, letterkunde en filosofie. De Griekse beschaving heeft een gemeenschappelijke levensstijl, een gemeenschappelijke stijl in de kunst voortgebracht. De individuele prestatie van de kun stenaar, hoe groot deze ook bij som mige figuren moge zijn, demonstreert zicli niet in enorme verschillen in kwaliteit. Aischylos en Sophokles, Plato en Herakleitos, Phidias en Polykleitos waren allen „grote" man nen. Kop van een godenfiguur uit Falerii, begin 4e eeuw v. Chr. Bij de Etrusken krijgt men het ge voel, dat van stijleenheid en van gelijkheid in kwaliteit in het geheel geen sprake was: deze beschaving komt tot ons als een beschaving van individu of van kleine groepen. Men w-ot daar in Etrurië heel goed Prof. mr. J. M. van Bemmelen: „Op de grenzen van het straf recht". XJitg. Tjeenk Willink, Zwolle 1955. „Op de grenzen van het straf recht" is een bundel beschouwingen van prof. Van Bemmelen, waarin zo wel de intreerede van 1931 als enige in 1953 en 1954 in De Telegraaf ver schenen artikelen hun plaats vonden. Het gezichtspunt van waaruit de schrijver deze pennevruchten verza melde, is vrij willekeurig gekozen. Want op de grenzen van het straf recht liggen vele vragen, die niets met elkaar gemeen hebben. De bundel is dan ook bonte ver zameling geworden. Hoever reikt de strafbare poging? Wanneer mag de politie van vuurwapens gebruik maken? In hoeverre heeft de rech ter rekening te houden met ontoe rekeningsvatbaarheid bij culpose misdrijven en overtredingen? Hoe staat de strafivetgever tegenover de onwaarheid? Wat te zeggen van het beroepsgeheim van de journa list? Ziehier een paar van de rccpectabele lijst van onderwerpen. Prof. Van Bemmelen heeft de gave op een direct aansprekende manier over de vraagstukken van het strafrecht te schrijven. Hij is gewend de kinderen bij hun naam te noe men en aarzelt niet door formele onderscheidingen heen te tasten. Zijn beschouwingen zijn daarom reeds voor leek en vakgenoot interes sante lectuur. De eigen kijk. het enthousiasme waarmee deze artike len zijn geschreven en de actualiteit rechtvaardigen eveneens hun bunde ling. In het laatste geval spreken we dan, ook net zonder hoogmoed, van. achtergebleven gebieden, een term, die suggereert, dat zo'n volk op elk gebied is „achtergebleven", hetgeen lang niet altijd het geval is. Men heeft nu de goede gedachte gehad kqunstwerken van de primi tief genoemde mens bijeen te bren gen, die een afbeelding geyen-van de „blanke". Als inleiding plaatst men de bezoe ker voor een spiegel waarin hij de gelegenheid heeft zich zelf te zien. Dan komt een haast nog betere vondst: hoe zien de westerse landen Nederland? Door een bril, die een vertekend beeld geeft; wij zien een grote foto van Amsterdammers, die voor het Centraal Station overste ken, de vreemdeling ziet echter door zijn bril alleen maar Volendammers, „in nationaal kostuum". 3elangrijk zijn ook in deze inlei dende zaal voorbeelden, waarmee ge toond wordt hoe de westerse mens vroeger de niet-westerse mens zag: de Zuidzee-eilanden als een para dijs, de Chinezen met attributen en gezichten die men alleen in West- Europa zou verwachten, de Indianen aanvankelijk neutraal, later als bloeddorstige wreedaards ten slotte ongevaarlijk gemaakt: als uithang bord voor een sigarenwinkel, als edele held in de Indiaanse boeken in de latere tijd. Op de eigenlijke tentoonstelling zelf ls de eerste indruk, dat de „wilden" ons minstens even caricatureel ge zien hebben als wij hen, met misken ning van onze goede eigenschappen. Bij nader inzien, ontdekt men ech ter, dat van een bewuste caricatuur slechts zelden sprake is: de kunste naar is getroffen door onze vreemde attributen. Een wandelstok, een parapluïe, de ongewone kleding, karakteris tieke houdingen, (van een sol daat, een planter) of gebaren worden zeer scherp waargeno men, doch het min of meer lachwekkende ontstaat in deze Zo vindt men hier een scheppings verhaal afgebeeld, afkomstig uit de Nieobaren, waarin scheiding gemaakt wordt tussen de boven-wereld, de we reld en de onderwereldin de boven wereld troont een blanke. Opvallend is de omstandigheid, dat vele voorwerpen uit één stuk zijn gemaakt, doch dat de hoed meestal los zit: wij hebben immers de ge woonte een deel van „onze haardos" op gezette lijden af te nemen. Zowel de kunst van de Chinezen en Japanners, welke men geenszins primitief kan noemen, als de Afri kaanse en Nieuw-Guinese kunst is vertegenwoordigd. Een prachtig doek is daarbij, dat van boosaardigheid zelden of nooit sprake is. De werken zijn vrijwel alle van hoog gehalte, de tentoonstelling is als zovele van onze zomertentoon- stellingen. gelukkig niet ontaard in een expositie van monsterachtige af metingen. Zij stemt ons tot nadenken over de houding welke wij vaak bewust maar nog vaker onbewust tegenover de nict-Europese volken innemen en is daarom behalve belangwekkend vooral ook van opvoedkundige waar de voor ieder van ons. De inwoners van Nigerië zagen deze Britse bestuursamb tenaar blijkbaar als een fel en ongemakkelijk heer. „portretten" gewoonlijk, doordat de kunstenaar de Europeaan weergeeft in de eigen inheemse stijl. Behalve de meestal ongewild cari- eaturele afbeeldingen treffen we in deze collectie ook werken aan, waar uit blijkt, dat de kunstenaar de blan ke in de eerste plaats als een mach tig man, ja zelfs als een met magische kracht begaafde of zelfs als een God heid ziet. uit Voor-Indië, waarop het bezoek van Ketelaar aan de Groot Mogol wordt afgebeeld uit 1711, een enorm hoog beeld uit Nieuw-Guinea, ver vaardigd ter gelegenheid van het bezoek van gouverneur Van Baal aan Mimieka in 1953, een portret van Hendrik Doeff, gouverneur van De- cima, door een Japans kunstenaar, de „koning van Holland" in een vreemde, ruigharige bontjas. Wij zien voorts hoe de Balinese beeldhouwers de auto en de fiets, ja zelfs vliegtuigen in hun reiiéf heb ben verwerkt, hoe een zendeling heel groot wordt afgebeeld naast een in boorling, die staande slechts tot zijn knie reikt (een teken van eerbied) hoe jhr. Ph. F. von Siebold's neus tot onwaarschijnlijke proporties is uitgegroeid in een Japans „portret". Tussen eerbied of althans erken ning van de machtige positie van tie blanke en neutrale observatie, die echter wel de zwakheden of eigen aardige gewoonten van de vreemde ling doet uitkomen vindt men hier alle denkbare varianten. Opmerkelijk Zo werd Hendrik Doeff, gouverneur van Decima op een Japanse rolschildering voor gesteld. In 1S53 werd deze Japanse boekillustratie gemaakt, met de voorstelling van „Napoleon die zijn troepen oefent aan de Rijn". Mevr. B. In Zuid-Holland. Het is het twijfelachtige voorrecht van ad verteerders, dat zij hun product met fantasie mogen gameren. Als per advertentie wordt gezegd, dat over tollige haren met wortel verdwijnen met een zalf, crème, watertje of epi- leerpincet, dan is dat niet waar. Evenmin moet men geloof schenken aan kuren, waardoor de vorm van de buste verandert. Ik betreur het dat dergelijke aankondigingen niet strafbaar zijn, en als ze het zijn, niet vervolgd worden. G. W, in Gelderland. Zwanger schap is een normaal gebeuren. Men kan dan ook alle normale dingen in het dagelijkse leven doen, waaronder gebruik maken van normale vervoers middelen als auto, autobus, tram. trein en fiets. Zijn er grote risico's van vallen of intensief schokken, dan is het beter dat te vermijden, bijv. motorrijden, duorijden en schaatsen rijden. Mevr. H. in Zuid-Holland. Voor menstruatie zijn twee dingen nodig: een funetionnerende eierstok en de baarmoeder. De menstruatie ontstaat door hormonen, die geproduceerd worden door de eierstok. Deze hor monen veroorzaken groei en maan- JA/'s w "4 'V 'is '/J, ■lAPv&r. o A. "j Us Zfötrt delijkse afstoting van het baarmoe- derslijmvlies. De hormonen van de eierstok worden evenals alle hormonen via het ''bloed vervoerd. Zij ontvouwen hun werking op het daarvoor ge schikte orgaan. Menstruatie is dus mogelijk, nadat de beide eileiders en één eierstok zijn weggenomen. Het spreekt vanzelf, dat een vrouw, die een dergelijke operatie heeft moeten ondergaan, onvruchtbaar is. Mevr. Q. in N.-Holland. Tegen de zgn. paradentose, een chronische ont steking van het tandvlees, dat zich terugtrekt en waarbij tanden en kie zen los gaan staan en zelfs als gave elementen verwijderd moeten worden, is nog geen remedie gevonden, we zien het als een familiaire kwaal op treden. Het heeft niet met vitamine gebrek of verkeerde voeding te ma ken. Bij afwezig natuurlijk gebit sluit de kaak, doordat de tandkassen ver loren gaan. Daarna blijft de vorm vrijwel constant, zodat er geen reden is te menen, dat het gehele kaakbeen geleidelijk zal verdwijnen. G. D. te Enkhuizen, A. B. te Rotter dam, H. F. te Den Haag, mevr. J. D- te Rotterdam, D. C. II. te Rotterdam, mej. M. P. te Rotterdam, G. J. te Apeldoorn en anderen. Er is een mis verstand ontstaan. Omdat in bepaal de gevallen stilbamidine is toegepast bij aangezichtspijnen heb ik niet be doeld, dat degeen die aan die pijnen lijdt dat middel even gaat halen bij de apotheek! Als de dokter of specia list dit middel nodig acht zal hij het wel uit zich zelf toepassen. Middelen die het stadium van proefneming niet te boven zijn, worden ais regel door de ziekenfondsen niet verstrekt. Mej. P. in Zuid-Holland. Verhoog de bezinking is evenals koorts een symptoom, een verschijnsel, dat er iets niet in orde is. Welke ziekte er dan in het spel is, blijkt daar met uit. Soms is de bezinking van het bloed tijdelijk verhoogd zonder dat ook bij uitgebreid onderzoek duidelijk is geworden waardoor dit is veroor zaakt, H L. HEUSRMANo

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Vrije volk | 1955 | | pagina 2