HW rond de tafel met:
Peper: Een dramatische fout te denken dat Rotterdam het rel weer Klaarl
mmmmm
mm
WmmmMMÉm
Van der Louw
Peper
Thomasse
Rotterdam
een mank
geworden
trekpaard
i|?f
o
Van der Louw: "We,
hadden een regeling
bij CRM waar ieder-
een crazy van zou
worden."
/'#'J
'/mm
wimmt*
Peper: "Wim had
veel meer mogelijk
heden om dingen
aan te pakken dan
André en ik."
Vvï i 1
Tekst: Hans Maas,
Annemiek van Oosten
•n Anton Hsuff
Foto's: Niels Van
dor Hoovon
Thomassen: "Onge
il oor zaamheidvan
hot lagere bestuur
brengt geen geld op
de plank/' V
drie pagina's
in Metropool:
Vervolg gesprek
burgemeesters
op pagina 13
j Vergelijking
met Groningen
op pagina 12
ZATERDAG 9 APRIL 1993
Rotterdam rampgebied
Wij zeggen nog steeds "me
neer" en "U", hoewel burge
meesters sinds het tijdperk
'yan der Louw vaak bij de
voornaam genoemd worden.
Op onze uitnodiging ontmoe
ten de heren Thomassen, Van
der Louw en Peper elkaar.
Onderwerp van gesprek: De
bedreigde stad. Kernvraag:
Hoe kwam het trekpaard Rot
terdam achter de wagen te
recht?
Het ruim twee uur durende
gesprek vindt plaats in de
burgemeesterskamer aan de
Coolsingel. Van der Louw
weet nog waar de drukknop
zit die het belletje in de bode
kamer doet rinkelen. Hij be
stelt de koffie.
HVV: Werkloosheid. In drie
tijdperken. Wat betekende hel
begrip voor ieder van U in mc
eigen tijd?
Nadat het beschaafde drietal
Om beurten "Na U" gemompeld
heeft en afgesproken is dat wc de
dertig jaren buiten beschouwing
laten:
Thomassen: „In mijn Rotter
damse periode? Van april '65 tot
november 74 dus? Toen was er
geen werkloosheid. Er was een
overmaat aan pendelaars, met
kritiek daarop, uit West-Brabant
en van de eilanden. Er was voor
zover mij bekend geen agenda
punt bij B. en W. en geen ge
sprekstof over het vraagstuk
werkloosheid. Er was spanning
op de arbeidsmarkt, waardoor je
een loonexplosie kon verwachten
uit onderhandeling, omdat ieder
een meer werkkrachten nodig
had dan er waren.
Dus die vraag gaat in zekere
zin mijn periode voorbij. Dat
was in '74 nog zo, want de eerste
pliecrisis heeft daarin niet on
middellijk verandering gebracht.
Wel verandering in de verwach
tingen, maar niet direct in de
'werkelijkheid."
Van der Louw: „Je krijgt niet
meteen een geweldige werkloos
heid na de oliecrisis, maar het
hegint op gang te komen. Ik denk
Sat in de acht jaar dat ik hier
gezeten heb de werkloosheid ver
dubbeld is van zo'n 5 jaar naar
jO procent ongeveer. Het is ook
belangrijk om te signaleren dat
£r in de jaren voordat ik kwam
Wogal wat tegenstellingen waren
'geweest, ook in de PvdA, tussen
enerzijds de mensen die de in
dustriële expansie willen dienen
en anderzijds, zeg maar de jonge
Turken die de zorg om het mi
lieu onder woorden probeerden
te brengen.
Ik kwam weliswaar niet meer
laaiende' tegenstellingen te-
-*echt, Riezenkamp zat al in het
college, maar laat ik zeggen dat
in die periode een vrij evenwich
tige discussie kon ontstaan over
'Ste ontwikkeling van de werk-
'lóosheid en ook o- r een oprech
te zorg voor het mi
Een andere kenmerkende zaak
iS dat je ziet dat de werkloosheid
in de oude wijken het aller
grootst wordt, samenlopend met
•de intocht van de migranten, die
allerlei achterstanden hebben
:159k op de arbeidsmarkt.".
„'Peper: „Ik denk dat ik in een
enorme versnelling van die
werkloosheidsontwikkeling zit.
Jk herinner me dat in de nota
grood op de Plank, is die niet
van eind '81 André? nog een
\yprkloosheidspercentage ge
doemd werd van toen 12 proeent.
Doorgerekend naar '85 zou het
,wgl 's 20 procent kunnen worden.
$,u is het al zover. Begin '83!
Toen dat werd gezegd van die 20
procent werd dat als een com-
J3l|et schrikbeeld voorgeschoteld,
,eja" terecht.
0- Het percentage is zo hoog dat
-ttet ook dicht op je zit. Het komt
in je eigen omgeving voor, in el-
"ke. huiskamer, zo niet in feitelij-
"kë dan wel in bdreigende zin.
lo"Dat houdt ook in dat door de
laat van de werkloosheid het hele
*SW!iale zekerheidsstelsel aan het
bSezwijken raakt. Derhalve zie je
"te—oude, maar ook in nieuwe
dhübrten, loop door Zevenkamp
/héén, in keurige buurten zie je
3dfi? nieuwe armoede. Het is af
grijselijk. Mensen klampen me
"aan tijdens wijkbezoeken. „Ik
y/,,'
'SS
4
wz'fi
MM
i - „r-N
krijg zoveel, burgemeester, mijn
huur is zoveel, mijn woonlasten
zo en zoveel. Ik heb mijn bestaan
sober ingericht, maar hoe moet
het nu verder?"
Ik ben niet iemand die graag
spanningen oproept, want daar
zit ik niet voor, maar ik denk dat
er onder de oppervlakte van de
Rotterdamse samenleving erg
veel broeit. Als welke regering
dan ook dit niet ondogmatisch,
rigoreus aanpakt zal de erosie
geweldig hard toeslaan. Er is
niets zo vernietigend als geen
oriëntatiepunten meer te hebben,
geen ritme meer, geen planning
meer te hoeven maken in je le
ven."
HVV: Het werken met percen
tage heeft nog een verbloemend
effect. In absolute iverkloos-
heidscijfers is Botterdam een
groter rampgebied dan Limburg
of Groningen.
Peper: „Rotterdam is zo onge
veer het grootste rampgebied,
niet alleen uit een oogpunt van
werkloosheid, maar ook uit een
oogpunt van degenen die afhan
kelijk zijn van sociale uitkerin
gen. mensen dus die niet als
werkloos staan geregistreerd.
Als je naar de totale bevolking
zou kijken en je zou vragen: wie
is er op de een of andere manier
uit het arbeidsproces gestoten,
dan kom je op een percentage
van 35 zeg 40 procent. Bijstands
trekkers 60.000, werklozen 45.000,
WAO'ers, tel ze maar op. Dat
maakt Rotterdam een rampge
bied. We komen hoop ik nog over
de positieve kanten van de stad
te praten, laten we dat even goed
in de gaten houden, we moeten
elkaar ook niet de put inpraten,
maar die 40 procent, dat is de
feitelijke situatie."
Van der Louw: „Ik zou er
graag twee dingen aan toevoe
gen. In de periode waar jullie
naar vroegen is er ook iets met
mezelf gebeurd. Toen ik hier in
'74 kwam dreunden de gedachten
van de zestiger jaren ook bij mij
nog door, over arbeid en zo.
Eigenlijk hebben we toen nog ge
leefd met noties dat door auto
matisering en mechanisatie er
minder meer gewerkt zou hoe
ven worden en er meer vrije tijd
zou zijn. In mijn beeld groeiden
we op een vrij optimistische ma
nier naar een vrijetijds-maat-
schappij toe en daar zouden de
socialisten ook wel raad mee we
ten.
Ik heb gemerkt dat dat bij mij
André van der Louw (49) was
van 1974 tol 1981 burgemeester
van Rotterdam. Op 18 april aan
staande keert hij terug in de
raadzaal aan de Coolsingel om
te worden geïnstalleerd tot voor
zitter van het openbaar lichaam
Rijnmond. Een functie die hij
van harte aanvaardt na zijn
kortstondige ministerschap in
het tweede kabinet-Van Agt. Na
aanvankelijke onverschilligheid
tegenover de haven in de eerste
jaren van zijn burgemeester
schap, ontpopte Van der Louw
zich gaandeweg als de gemeen
tebestuurder die de verstoorde
relaties met het bedrijfsleven
trachtte te herstellen. Als minis
ter van CRM kreeg hij bekend
heid om zijn plannen voor vrij
willigerswerk voor jonge werk
lozen.
erg verschoven is. Niet dat ik het
geen "-gen vind als de mensen
meer vrije tijd krijgen, maar
veel meer dan vroeger ben ik me
ervan bewust geworden hoe be
langrijk arbeid voor mensen is.
Voor oriëntatie op de samenle
ving, voor kontakten met ande
ren ook al haat je ze, voor lijn in
je leven, het gevoe! nodig te zijn,
al dat soort dingen zijn veel be
langrijker dan ik aanvankelijk
dacht. Wc kunnen misschien best
naar een maatschappij toe met
een andere arbeidswaardering,
maar het is nog niet zo.
Tweede opmerking: toen het
woord rampgebied viel dacht ik
aan al die ontmoetingen die we
hebben gehad met ministers,
met kamerleden. Onze bood
schap kwam gewoon niet over.
Men dacht: Ach Rotterdam, daar
gaat alles toch lekker. Zelfs toen
de cijfers op tafel waren dachten
ze dat wij iets aan het construe
ren waren.
Dat we de zoveelste plaatselij
ke delegatie vormden die om
geid kwam leuren. Ze zaten nog
helemaal met het Deeld van Gro
ningen, Limburg, Oost-Brabant,
Twente, dat waren de klassieke
werkloosheidsgebieden. Terwijl
wij ons juist zorgen maakten
over het gebied dat een motor
voor de economie kon zijn en dat
op een gigantische manier aan
het inzakken was. Dat kon men
niet geloven."
Peper: „Nog steeds niet."
Thomassen: „Onderstrepen,
onderstrepen. Toen ik net gepen
sioneerd was, begin '75, kreeg ik
de uitnodiging om voorzitter te
worden van de Overijselse Ont
wikkelingsmaatschappij. dat is
dus een van die regionale corpo-
Bram Peper (43) was vorige
maand (16 maart) één jaar bur
gemeester van Rotterdam. Hij
gaf zijn wetenschappelijke car
rière aan de Erasmus Universi
teit op om zijn vriend André van
der Louw aan de Coolsingel op
te volgen. Peper onderhoudt in
tensieve contacten met het be
drijfsleven, maakte al twee ha-
venpromotiereizen en wordt
door sommige critici ervan ver
dacht een "tweede Thomassen"
te willen zijn. Geen naoorlogse
burgemeester heeft echter te
maken gehad met werkloosheid
spercentages van rond de 20. Pe
per legt bij de mogelijkheden
voor herstel van de werkgele
genheid de nadruk op de han
delsfunctie van de haven en het
midden- cn kleinbedrijf in de
stad.
raties die opkrikken daar waar
al rampgebieden waren. Toen ik
er wegging heb ik, in 1980, tegen
de mensen daar gezegd: jongens,
het zal nog gebeuren, dat jullie
een mobiele eenheid worden,
maar dan tussen aanhalingste
kens, om het westen van het land
te helpen, want het werkloos
heidscijfer van Twente nu is net
zo hoog als van Rotterdam en
als het in Rotterdam door blijft
groeien is het probleem daar
veel groter.
Nu zitten we dus enigszins
eigenaardig met die ciubs van de
OOM, de NOM, de GOM, de BOM.
Er is alieen de negatief troostrij
ke gedachte dat het niet zo heel
veel geeft, want als je vraagt: is
de NOM de grote oplossing voor
de problemen van het noorden
van het land geweest, dan is het
antwoord nee. De Eemshaven is
een leeg terrein waar je alleen
maar triest naar kan kijken.
Wat die arbeidsethos betreft,
die heb ik mijn hele leven behou
den, want daarvoor heb ik tc
diep in de crisisjaren gezeten. Ik
was niet verbaasd toen ik las
van een man die 's morgens op
zijn normale tijd van huis ging
en op de normale tijd thuis
kwam, omdat hij het voor zijn
milieu niet kon hebben dat hij
een uitgestoten mens was.
Wim Thomassen (73) was tot
zijn pensionering in 1974 burge
meester van Rotterdam. Bij zijn
komst in 1965 was de Rotter
damse haveno.xpansic op haar
hoogtepunt, met nog grootsere
uitbreidingsplannen op de teken
tafel (Plan 2000+)Als porte
feuillehouder voor de haven
werd Thomassen de verpersoon
lijking van het Rotterdamse ha
ven- en industriebeleid. Toen dat
beleid meer en meer omstreden
werd, geraakte ook Thomassen
in de situatie van een (politiek)
omstreden figuur. Hij bleef ech
ter wie hij was en is dat tot de
dag van vandaag gebleven: dc
bevlogen voorvechter van de in
dustrie-die- werkgelegenheid-be
tekent. Hij woont sinds 1974 met
zijn vrouw An in de gemeente
Schoorl.
Natuurlijk ben ik er een warm
voorstander van de beschikbare
arbeid te verdelen over de be
schikbare mensen, maar aange
zien dat probleem door niemand
ooit is opgelost en ik te oud ben
om het nog te doen, zit ik met
belangstelling te kijken naar
Bram cn André".
Van der Louw: „Maar daar
kun je op plaatselijk niveau zo
bitter weinig aan doen."
HVV; Toch zou je de stelling
kunnen poneren dat Rotterdam
medeschuldig is aan de diepte
van de crisis waar se in terecht
gekomen is, dat de stad, of beter
de streek, nu de wrange vruch
ten plukt van een monoculturcle
industriële ontwikkeling.
Thomassen: „Dat is absoluut
een onjuiste stelling. Een van de
eerste dingen die Jan van der
Ploeg mc vertelde toen ik hier
kwam was: wij willen een basis
verbreding van het economisch
leven en zoeken die in industriële
diversificatie. Daarvan waren de
gemeentebestuurders vóór mij ai
doordrongen. Die hadden name
lijk de herinnering dat er delen
van Nederland waren geweest
die erg diep waren doorgezakt in
de crisis van dc dertiger jaren,
daar namelijk waar de economie
eenzijdig was en gericht op die
internationale factoren zoals
transport en scheepsbouw. Het
was hier dus erger dan in een
ander industrieel gebied van Ne
derland zoals bijvoorbeeld dc
Zaanstreek. Daar produceerde
men levensmiddelen. Die blijft
men eten, zij het wat goedkoper.
Die basisverbreding van het
economisch leven is hier wel de
gelijk begonnen. Ik denk dat op
het terrein van de Shell 150 fa
brieken staan, ik noem maar
wat. Wat ze er allemaal maken
weet ik allang niet meer, vroeger
kon ik dat een beetje oplepelen.
De industrie is dus losgemaakt
van scheepsbouw cn schcepstoe-
rusting en het direct daarmee
samenhangende en is geworden
industrie waarvan een van de
vestigingsfactoren was het nodig
hebben van diep vaarwater. Dat
was de reden om iemand van de
deur te houden als hij kwam
maar niks te maken had met va
ren. Die filosofie werd mij ver
kocht als de juiste toen ik kwam
en ik heb 'm nooit tegengespro
ken."
HVV: Maar tochHebben wij
in Rotterdam de ontwikkelingen
tijdig genoeg onderkend.' Had
den irij het tijd kunnen keren
Hebben wij slordig omgespron
gen met onze economische po
tenties.'
Thomassen: „Je vraagt dus,
wat heb je van de deur gepraat?
Ja, er ts een aantal dingen van
de deur gepraat. Vraag maar
aan Frans Posthuma, die heeft
een aantal mensen van het
Poortgebouw weggepraat, onder
andere auto-assemblage Maar
dat kwam niet tot een discussie
over het probleem, omdat teder-
cen wist dat dat te weinig ar
beidsplaatsen opleverde cn er bo
vendien al een probleem was
met het grote aantal pendelaars
die van te ver weg kwamen om
aangenaam huiselijk te kunnen
leven."
Peper: „Maar er is nota bene
een selectieve investeringsrege
ling. We hielden dingen weg,
want we hadden het diepe water
nodig. We gingen geen koekfa-
briek neerzetten. Feitelijk is het
toch wel zo dat we een betrekke
lijk eenzijdige economische
structuur hebben. Ik denk dat die
constatering juist is, zonder dat
je r." van een monocultuur kunt
spreken.
Thomassen: „Dat was in de
dertiger jaren; eenzijdig gericht
op havens cn scheepsbouw en
wat er direct bij was betrokken.
Dat is niet het beeld van na de
oorlog."
Peper: „Maar als je nu de hele
discussie plus de cijfers plus de
analyse van de Wetenschappelij
ke Raad voor het Regeringsbe
leid ziet, waarbij het Nederland
se productiepakket betrekkelijk
eenzijdig is, energie-intensief en
in Rotterdam afhankelijk van
diep vaarwater, dan is Rotter
dam geen uitzondering op het
beeld. Maar dat zijn dingen die
je achteraf beter weet. De ener
gie was goedkoop. Het is nie
mand kwalijk te nemen, maar de
situatie is wel zo dat we met een
eenzijdige economische struc
tuur zitten.
Als je kijkt naar dc oiie-indus-
tric en je ziet de mondiale econo
mische verschuiving naar de
produktielanden, dan zie je ook,
en daar kun je als burgemeester
weinig aan doen, maar dan zie je
dat Rotterdam, zeg maar Neder
land, alleen kan overleven wan
neer wij in producties gaan zit
ten die hogere waarden toevoe
gen.
In dat basiswerk, waar we heel
sterk in zijn, zit het niet meer.
De lichtere fracties, zou ik bijna
zeggen in olietermen, daar moe
ten we het van hebben. In onze
kennis, in onze infrastructuur zit
de kracht.
Dat houdt in dat ik zelf de ge
dachte propageer dat Rotterdam
veel meer een handelsstad is dan
men denkt en nog veel meer een
handelsstad zou moeten worden.
Dc dienstverlening, de banken,
de verwerking, juist die kanten
moeten we verbeteren. Het be
werken van markten zou vanuit
Rotterdam moeten gebeuren.
Dus als wij naar Zuidoost-Azië
gaan dan is hun verhaal: wij
kunnen wel grondstoffen sturen,
maar wat ons interesseert is ze
tc slijten. Wat kunnen jullie al
doen, waardoor jc al een lagere
vrachtprijs krijgt, en wat kun
nen wij nog doen. Kleinere stuk
jes ervan maken, wikkels erom
doen, versieren? Zo maak je
werkgelegenheid.
HVV: Helemaal nieuw klinkt
het niet. Tien, twaalf jaar gele
den hadden we al de mond vol
van versterking van de tertiaire
sector.
Thomassen: „De handelsfunc
tie is nooit uit het vizier geweest.
Men kende de stad als zodanig.
In onze tijd had je hier de moei
lijkheid dat niet alleen in Rotter
dam cn de omgeving, maar ge
leidelijk aan in heel Nederland
een soort anti-industricle menta
liteit sterk om zich heen greep!
mede gevoed door de Grunen, zal
ik nu maar zeggen. Dat is na
tuurlijk toch wel in sterke mate
veranderd. Er waren hier in de
gemeenteraad zoals ik die kende
geen echte industriële figuren,
mensen die warm iiepen voor de
industrie. Dat was nu een keer
zo.
Terwij! men nu weer positief
denkt over industriële ontwikke
ling, maar sterk gewaarschuwd
door de milieufactoren, factoren
waar wij voor een groot deel
geen zicht op hadden. We zagen
dat niet. Die rommel verdween
onder de grond of onder water en
de wetten, rijkswetten natuur
lijk, functioneerden onvoldoende.
Je kunt niet zeggen dat Rotter
dam er niet aan werkte. Ik hoor
de bij de VPRO een wat kraaiend
lid. gecommitteerde van Rijn
mond, sorry hoor, André...
Van der Louw (lachend):
„Daar hebben nooit jc vrienden
gezeten Jiè."
Thomassen: die dame zei:
de geschiedenis is begonnen toen
wij kwamen. Daarvoor was alles
duister, nu is er licht. Nog in
mijn tijd heb ik beleefd het 25-ja-
rig bestaan van de commissie
bodem-water-lucht, waarin on
der andere een figuur als profes
sor Burema zat. En dat bewijst
alleen maar dat het vraagstuk
veel ernstiger is dan zo'n
kraaiende dame tot uitdrukking
brengt. Rotterdam had het
vraagstuk wel in het vizier, deed
er met de toenmalige intellectue
le capaciteit alles aan en deson
danks is het geworden zoals het
is."