wordt gevormd door een verticale schacht, bekleed met vuurvasten steen. De werking is de volgende: Onderin den oven bevindt zich een cokeslaag, welke verbrandt, waardoor de ver brandingsgassen door de schacht, die dus als schoorsteen dienst doet, bo venuit ontwijken. Halverwege den oven bevindt zich in den wand de vul opening, waardoor de beschikking er in geworpen wordt, om beurten ijzer en cokes. Deze cokes dient ter aan vulling van de steeds wegbrandende cokes. De ontwikkelde energie, in den vorm van calorieën, welke in de verbrandingsgassen vertegenwoordigd zijn, wordt op den weg naar boven afgestaan aan het neerdalende ijzer, dat steeds warmer wordt. Door deze directe aanraking is het mogelijk, dat het ijzer in betrekkelijk korten tijd en over betrekkelijk korten afstand in vloeibaren toestand geraakt. Voor het verbranden van de cokes is zuurstof noodig, waarom onder in den oven door de radiaal aangebrachte blaas- gaten lucht in den oven wordt ge blazen. Van boven naar beneden gaande onderscheiden we 3 zönes, nl. de voorwarmings-, de smelt- en de ver- brandingszöne. In de smeltzöne komt het ijzer tot smelten en druipt dan naar beneden, waar het verzameld wordt in een vóórhaard, of direct uit den oven wordt afgestoken en opge vangen in de gietpan. Het smeltpunt van zuiver ijzer (100 Fe) is 1528° C, terwijl de giettemperatuur 13501400° C bedraagt, m.a.w. ligt het smeltpunt blijkbaar veel lager dan 1528°. Voor een duidelijke voorstel ling van dit verschijnsel nemen we als voorbeeld water. Het smeltpunt (of in omgekeerde richting het vriespunt) van water ligt bij 0° C. Lossen we echter een andere stof in water op, dan stolt het niet meer bij 0°, doch bij lagere temperatuur. Zout water, dus water, waarin zout is opgelost, be vriest bij lagere temperatuur dan zoet water. Dit is het verschijnsel van de vriespuntverlaging, hetwelk bij alle stoffen in het algemeen optreedt, zoo ook bij het ijzer. Al ligt het tempera- tuurgebied van vloeibaar ijzer ook veel hooger, in feite is het dezelfde toe stand. Om het dus nog even te herhalen: het vriespunt van ijzer is 1528°. Wor den er stoffen in opgelost, dan wordt dit verlaagd. De voornaamste van deze stoffen is koolstof. We moeten ons dit niet voorstellen als een onge- wenschte verontreiniging, integendeel, want 100 °/o ijzer is onbruikbaar. Zui ver ijzer is te zacht en de mechanische eigenschappen zijn te laag. Doch door de oplosbaarheid van koolstof ver krijgt het ijzer, of beter de nieuwe ijzerverbinding, een kristalvorm, die aan de grondmassa een hooge vast heid geeft. Zetten we het verschijnsel der vries puntsverlaging van ijzer t.o.v. kool stof (C) in een grafiek uit, dan krijgen we bij: 0,5 C smeltpunt of stollingspunt 1480°. 1 C smeltpunt of stollingspunt 1460°. 1,5 C smeltpunt of stollinqspunt 1435°. 2 C smeltpunt of stollingspunt 1400°. tot 4,3 C smeltpunt of stollingspunt 1145°. Van dit punt af, het eutectische punt, loopt de kromme weer omhoog. We kunnen ons dit zoo voorstellen, dat we van de andere zijde (van 100 °/o koolstof) zijn begonnen. Deze gra fiek is het allesbeheerschende Fe-C diagram. Gietijzer bevat normaal 33,5 C, waaruit het smeltpunt volgt van 1300— 1240 Heerscht dus in den koepel oven een temperatuur van 1500°, dan verklaart dit, dat het ijzer in vloeiba ren toestand geraakt. De koolstof komt in gietijzer voor als vrije component, de grafiet, en in gebonden toestand met het ijzer, het ijzercarbide FeaC. Door den invloed van het smelt- en stollingsproces is de wijze van voorkomen verschillend. Het metallografisch onderzoek geeft hierover nader uitsluitsel. De structuur van het materiaal vertoont bij micros copische beschouwing een grondmas sa van ijzer en ijzerverbindingen, met daar tusschendoor de vrije koolstof in den vorm van grafietaders. Behalve de koolstof zijn er nog meer begeleidende stoffen in het ijzer opge lost, die op hun beurt de smelttempe- ratuur beïnvloeden, en bovendien in vloed hebben op de wijze, waarop de koolstof uitkristalliseert. Dit laatste is zeer belangrijk. Want hierdoor b.v. wordt mede het gedrag bij mechani sche belasting bepaald. Na het stollen van het vloeibare materiaal kan de kristalvorm nog een wijziging onder gaan. Het gunstigst is vanzelfsprekend een langzame afkoeling in den vorm. Afkoelen aan de lucht is uit gieterij- technisch oogpunt niet altijd gewenscht. d. B. DR. RUDOLF DIESEL. 1858—1913. (Vervolg). Tot 1936 bouwde Sulzer te Winter- thur 5 millioen paardekrachten; Bur- meister Wain te Kopenhagen 4,4 millioen en Krupp ruim 1 millioen paar dekrachten. Tot de grootste motoren- fabrieken behoort ook Humboldt- Deutz. Tot einde 1936 leverde deze fabriek 115000 Dieselmotoren met te zamen 3,2 millioen p.k. In 1924 sloot het Etablissement Fijenoord een overeenkomst met de Maschinenfabrik Augsburg-Nürnberg, waarbij Fijenoord het recht verkreeg om Dieselmotoren volgens de construc tie van M.A.N. te bouwen. Tot heden toe bouwde Fijenoord (later Wilton- Fijenoord) 55 Dieselmotoren met een LOEIB VL0EIB KOOLSTOF Fijenoord-M.A.N. Dieselmotor voor m.s. „TARAKAN'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1938 | | pagina 2