OVER MODERNE WIJZEN VAN STOOMVORMING. (Vervolg) Dit wordt alleen geconstateerd bij ketels met gasstrooming loodrecht op üe ricn- trng van de pijpen. Inderdaad wordt in de practijk waargenomen, dat bij een Yarrow-ketel bij steeds hoogere belasting de eindtemperatuur practisch niet stijgt. Deze e.igenschap hebben vele andere keteltypen ook min of meer, maar meestal wordt de kruis- strooming dan door het plaatsen van leidschotten kunstmatig verkregen. Hoe staat het nu met het andere uiterste, nl. met de ketels met uitslui tend langsstrooming zooals de vlam pijpketels hebben? De weerstand neemt hier toe evenredig met de snelheid van de rookgassen tot de macht 1.75. De warmte-overdracht neemt dus toe evenredig met de snelheid tot de macht 0.75. Dat wil zeggen, als de snelheid van de rookgassen tweemaal zoo groot wordt, dan wordt de warm te-overdracht twee tot de macht 0,75 maal zóó groot, d.i. 1,68 maal zoo groot. De hoeveelheid warmte in de rookgassen was dus met 100 toe genomen maar de warmte-overdracht op het water en den stoom slechts met 68 waardoor het niet mogelijk is om de eindtemperatuur van den ketel bij toenemende belasting constant te houden. Bij overbelasting zal de schoorsteentemperatuur dus langzaam gaan stijgen en derhalve ook het schoorsteenverlies. Ketels met kruis- strooming zijn dus beter overbelast- baar dan ketels met langsstrooming. De eerste hebben voor een bepaalde capaciteit en overigens gelijke om standigheden, het kleinste verwarmen de oppervlak. Nu behoeft echter de toepassing van ketels met langsstrooming uiteindelijk niet persé tot grooter verlies te leiden. De heetere rookgassen kunnen ook buiten den ketel nog verder afgekoeld worden. Het voeding,water kan bijvoorbeeld door de rookgassen verwarmd worden, zoodat het zoo warm mogelijk in den ketel komt. Het apparaat waarin dit gebeurt heet de „economiser". Als de rookgassen dan nog te veel warmte bevatten, dan kunnen zij nog verder afgekoeld worden door er de verbrandingslucht mee te verwarmen. Dit gebeurt in den luchtverhitter. La ter zullen we zien, dat de economiser wel bij den Velox voorkomt, doch de luchtverhitter niet. V?ij hebben nu den geheelen loop van de rookgassen van den vuurhaard tot in den schoorsteen gevolgd, zoodat wij nu zouden kunnen overgaan om den Velox-generator te bespreken. Vooraf moet echter nog gewezen worden op de analogie tusschen de verbrandingsruimte van den Velox en die van een Dieselmotor met oplading. Daarvoor is het noodig om eerst een korte toelichting te geven op de werk wijze van een Dieselmotor. Zooals be kend is verkrijgt een Dieselmotor zijn verbrandingslucht door aanzuigen (4- tact) of door middel van een spoel- pomp (2-tact). In beide gevallen is de begindruk van de verbrandingslucht rond 1 atmosfeer absoluut. Nu kan er niet meer brandstof verbrand worden dan overeenkomt met de hoeveelheid aanwezige zuurstof. Wordt er toch meer brandstof ingespoten dan wordt de verbranding onvolledig; de motor gaat rooken terwijl het ontwikkelde vermogen niet toeneemt, misschien zelfs afneemt. In de laatste 10 jaren is men er toe overgegaan om het vermogen van een Dieselmotor op te voeren door de hoeveelheid verbrandingslucht groo ter te maken dan bij aanzuigen door den arbeidszuiger zelf mogelijk is. Hierdoor was het mogelijk om het ont wikkelde vermogen van een motor met 70100 op te voeren, waarbij al leen de gemiddelde druk toeneemt, maar de maximum stangkracht dezelf de blijft, doordat de verbrandingsdruk niet hooger wordt, doch alleen langer duurt. Dit proces wordt „oplading" genoemd Aufladung-supercharging De grootere hoeveelheid verbran dingslucht kan alleen in den cilinder worden gebracht als de druk er van toeneemt. Er zijn verschillende manie ren om deze oplaadlucht te verkrijgen. De bekendste methoden zijn de vol gende: 1. De onderzijde van den arbeids zuiger wordt als luchtpompzuiger ge bruikt. Deze werkwijze is toegepast op de schepen van de Kon. Ned. Shell-groep (o.a. op de „Eulota", de „Elusa" enz.). 2. Door een speciale oplaadpomp, welke direct door den Dieselmotor of indirect door een electromotor kan worden gedreven. 3. Het Biichi-oplaadsysteem. Deze laatste methode interesseert ons hier het meeste, omdat van deze methode bij den Velox-generator ge bruik wordt gemaakt. De benoodigde oplaadlucht wordt door een roteeren- den luchtcompressor geleverd, welke op zijn beurt weer door een gasturbine wordt gedreven. De gasturbine loopt op de heete verbrandingsgassen van den Dieselmotor. In de verbrandings gassen, zooals zij den Dieselmotor verlaten, zit nog veel stroomings- en drukenergie. Hiervan wordt in de gasturbine een nuttig gebruik ge maakt. Dit systeem voldoet uitste kend. Eenige honderden installaties zijn met deze Büchi-turbines uitqe- rust. Omdat de Velox-generator een com binatie bevat van de eigenschappen van een waterpijpketel en een Diesel motor met Büchi-oplading beschikken wij nu over voldoende inzicht om den bouw en de werking ervan te kunnen begrijpen. (Wordt vervolgd) De besturen van Wilton's Dilettan- ten-Tooneel; van de Harmonie Wilton- Fijenoord en van de Mannenzangver- eeniging Wilton-Fijenoord wenschen haar leden, donateurs (trices) en be gunstigers (sters) een in alle opzichten voorspoedig en gelukkig 1939 toe. SDrake, wel bestaat de mogelijkheid dat een strategisch punt, na eerst aangevallen te zijn met brisantbommen, ten slotte nog eens be stookt zal worden met eenige gasbommen met de bedoeling, het opruimings- en herstellings werk zoo veel mogelijk te verhinderen. Ook kan men zich van gasbommen bedienen om de bevolking te verschrikken. Wat de werke lijke gevaarsfactor echter betreft komen gas bommen pas op de laatste plaats, mede, om dat de uitwerking van dit soort bommen voor een groot gedeelte afhankelijk is van de atmospherische toestanden en van terrein omstandigheden. Naar gelang van de uitwerking op het men- schelijk organisme verdeelt men de strijd gassen in: traanverwekkende gassen: nies- hoest- en braakverwekkende gassen: verstik kende gassen en blaartrekkende gassen. De traanverwekkende gassen prikkelen De benoodigdheden voor een volledige huisbrandweer vooral de slijmvliezen van de oogen, maar veroorzaken slechts zelden blijvend letsel. Ook de nies- hoest- en braakverwekkende gassen veroorzaken als regel geen blijvend letsel. Daar deze gassen echter arsenicum bevatten is het wel noodzakelijk, dat patiën ten zich onder medische behandeling stellen. De verstikkende gassen zijn gevaarlijker en veroorzaken ontsteking van de lucht wegen, veelal met doodelijken afloop. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1939 | | pagina 5