VAN RHÖNEDELTA
NAAR RHÖNEGLETSCHER
FILMAVOND.
BRANDBLUSCHAPPARATEN BIJ
VORST.
Tijdens een vorstperiode kan het
voorkomen, dat brandbluschapparaten
schuim en koolzuurapparaten
bij het gebruik een dichtgevroren
mondstuk krijgen.
De schuimontwikkeling gaat echter
ook na de verstopping door.
Aangezien het apparaat 100 L. schuim
ontwikkelt, ontstaat dan een grooten
druk.
Het toestel mag dan in geen geval
geopend worden omdat dan de
schroefdop en de binnenbus wegslaan,
welke dan ongelukken kunnen veroor
zaken.
Indien doorsteken niet helpt, moet
men het apparaat laten staan.
Bij voorkeur zal in geval van vorst
gebruik gemaakt moeten worden van
koolzuursneeuw of van droge blusch-
methoden met dubbelkoolzure soda.
vergruizeling is de kolle-molen voldoende,
gevolgd door een keer fijnmalen; de zuive
ring heeft plaats door het wasschen in zout
zuur, daarna in zwavelzuur en vervolgens
in water. Na het drogen volgt op dezelfde
wijze als bij corund, de zuivering over de
magneten en het sorteeren.
Naar een artikel van Fritz Knach
in „Die Werk-eugmaschine".
(Wordt vervolgd'
(Vervolg).
Drie dagen floten en gierden wilde vlagen
van den Mistral over het eenzame land.
Voorop loopen ezels, die de bagage van de
herders dragen.
maar dan werd het ook in ons Rhönebosch
weer stil. Wat zich gedurende de koude
dagen schuil had gehouden kwam voor den
dag en uit een diepblauwe lucht straalde
nu weer een laaiende zonnegloed. Wij
maakten nieuwe plannen. De eerstvolgende
tocht zou ons naar de zoutsteppen voeren.
Daar moest nog heel wat te beleven zijn.
Alles wat wij noodig konden hebben werd
in de kleine Fiat geladen en dan verlieten
wij ons kleine kampje om een oud kronke
lend wagenspoor te volgen. Al heel gauw
lagen links en rechts van ons de eenzame
vlakten, hier en daar ruig begroeid met
zoutplanten. In de verte blauwden de berg
toppen, die het Rhönedal omsloten. De
kleine wagen vorderde maar langzaam, tel
kens uitwijkend om diepe kuilen en gaten
te ontgaan. Twee roode patrijzen vlogen
voor ons op. Verder leek het uitgestorven
om ons heen. Zoo trokken wij steeds verder
naar het westen, tot een enorme schapen
kudde ons den weg versperde. Voorop lie
pen enkele ezels, die de bagage droegen
voor de herders. En dan was er nog een
dozijn honden in de weer om de schapen
wat bij elkaar te houden. Door de groote
afstanden zijn de herders dikwijls gedwon
gen langen tijd met hun dieren in de een
zaamheid rond te trekken en dan hebben de
ezels heel wat mee te torsen. Het duurde
lang eer wij weer verder konden komen,
want cm geen paniek onder de schapen te
veroorzaken hadden wij den motor afgezet
en moesten wachten tot alles voorbij ge
gaan was. Maar dan wachtte ons al gauw
een tweede verrassing. Dichtbij een half-
uitgedroogd moeras hield zich een flinke
kudde, zwarte, half-wilde stieren op. De
hitte op de zoutvlakte was bijna ondraag
lijk geworden en nu zochten de stieren in
het moeras wat koelte. Wij lieten de auto
staan en sopten met de baggerlaarzen door
het ondiepe water om enkele foto's van de
stieren te gaan maken. Een waterslang, die
met z'n kop boven water lag te zonnen,
verdween plotseling in de diepte, bij het
naderende geplons. Maar dan werd het op
passen. De stieren hadden ons in de gaten
gekregen, snoven en sommigen namen een
dreigende houding aan. Toevallig had ik
een bloesje aan met een Schotsche ruit,
waarin heel veel rood voorkwam en dit
scheen nu niet bepaald de luiste dracht te
zijn om een ontmoeting met stieren uit te
lokken. In Aries had ik wel gezien hoe een
toreadoor bij een stierengevecht een rooden
mantel voor zich hield, maar als de stier
dan aan kwam rennen, hield hij den mantel
snel naast zich, zoodat het woedende dier
hem voorbij liep. Maar wanneer je nu in
een rood bloes.e staat, als er een stier op
je aan komt rennen, dan kun je dit meestal
niet zoo snel over je hoofd uit krijgen om
het naast je te hangen. Toch moesten wij
nog wat dichter bij de dieren zien te komen
en daarom ging het langzaam verder. Eén
van de stieren bleef opeens stokstijf stil
staan, boog den kop met de vervaarlijke
horens en deed een snellen uitval in onze
richting. Gelukkig bedacht hij zich onder
weg en bleef weer staan. Maar wij vonden
het met onze opwindend gekleurde kleeding
en zonder een behoorlijke dekking toch
raadzamer terug te keeren.
Die zwarte stieren worden reeds als jonge
dieren op de zoutvlakten losgelaten en ver
wilderen daar geheel, totdat ze opgevangen
worden om een belangrijke rol te vervullen
in één der vele volksspelen en tenslotte bij
den slager hun romantische leven te ein
digen.
In hetzelfde moeras waar de stieren zich
ophielden, schenen eenige vogels te broe
den, die nu luid boven ons alarmeerden,
terwijl wij voortplonsden. Hun bijzonder
lange pooten vielen al dadelijk op. Het
waren steltkluten, die ook in Nederland
enkele malen broedden. Na wat zoeken
vonden we enkele nesten en bij één er van
kwam op een kleine verhooging onze op
vouwbare, houten schuilhut te staan. Zoo
was het al laat in den middag toen wij
met een grooten omweg ons kamp in het
Rhönebosch weer trachtten te bereiken. In
de schemering leken de stille zoutsteppen
nog eenzamer dan onder den brandenden
zonnegloed. Tientallen kilometers reden wij
Op Woensdag 24 Januari 1940, des avonds
8 uur zal in de Koffiekamer van het Hoofd
gebouw te Schiedam een filmvoorstelling ge
geven worden, waarbij vertoond zal worden:
1. Het vervaardigen van Mannesmannbuizen,
(geluidsfilm)
2. Van Rhönedelta tot Rhönegletscher,
(met explicatie door den Heer D .v. Sijn)
Kaarten voor dezen avond zijn van 15 Ja
nuari af gratis verkrijgbaar bij den fleer
J. Pulleman.
voort, zonder dat er ook maar eenige ver
andering in het landschap te bespeuren was.
Opeens een heldere vogelroep „Scharliep".
Wij stopten. Dat was de griel. Alweer een
zeldzame ook Nederlandsche vogelsoort, die
bij dit verlaten landschap volkomen paste.
Al gauw hadden wij beide vogels in den
kijker en dan zochten wij een gedeelte van
de kleivlakte af of daar ook de twee bonte
eieren zouden liggen, die de griel zonder een
nest te maken zoo maar op den bodem legt.
Maar de duisternis verraste ons en met
veel moeite vonden wij het wagenspoor
terug waar zich onze kleine Fiat moest be
vinden. Door de eenzame duisternis schalde
ver weg de roep van de grielen, die het
De zwarte Camarque, die in halfwilden toestand
op de zoutvlakten leven
geheim van hun bezit nog steeds alleen be
zaten. Pas tegen middernacht bereikten wij
ons kamp waarna de uiltjes en nachtegalen
ons in slaap floten.
(Wordt vervolgd).
WILTON-FIJENOORD'S
DILETTANTEN TOON EEL
Op 23 December 1939 gaf bovengenoemde
vereeniging in gebouw Odeon een geslaagde
uitvoering. De avond werd geopend door den
Voorzitter de Heer A. J Bongers Het blijspel
„Geen dubbeltje in z'n zak", van v. d Heiden
en Bakker, werd door alle medewerkenden
uitstekend vertolkt en een langdurig applaus na
elk bedrijf getuigde van de waardeering der
bezoekers.
Tusschen de bedrijven in, werd door een
orkest de gezellige stemmina op peil gehouden.
Na afloop van de uitvoering bleven velen
no9 geruimen tijd bijeen, daar een gezellig bal,
dat tot 3 uur ia de nacht duurde, dezen feest
avond besloot.