Wij komen op toeren*
DE NIEUWE GEEST.
In de maanden na de bevrijding hebben wij
allerwege kunnen constateeien, dat de jaren
van onderdrukking het Nederlandsche volk
in zijn geheel nauwer heeft samengebracht.
Men voeit zich meer leden van een groote
familie, men heeft belangstelling voor elkaar
en men is tot de ervaring gekomen, dat de
schoijesgeest van vroeger een hinderpaal is
voor den snellen wederopbouw van ons ge
teisterd vaderland.
Van dien nieuwen geest van saamhoorig-
heid moet ieder meer en meer worden door
drongen en daarom is het zoo toe te juichen,
dat vooral in groote bedrijven in ons land
een loffelijk streven is waar te nemen, om
dit saamhoorigheidsgevoel aan te kweeken.
Derge.ijke bedrijven toch, met hun groote
schakeering van personeel, bestaande uit
hoofdambtenaren, technische en administra
tieve ambtenaren, bedrijfs.eiders, bazen, on
derbazen en werklieden omvatten alle klas
sen en lagen van onze bevo.king. Te zamen
vormen zij nEi' EEDRlJF, iedere groep op
zichzelf kan zonder de andere niet werken
en heeft geen reuen van bestaan.
Wanneer wij dit vooropstellen, dan moet
de samenwerking ook vlot en soepel zijn,
teneinde een zoo groot moge.ijk resultaat
af te werpen en daartoe is het noodig, dat
we ook huiten de werkuren eens in de ge
legenheid worden geste.d ongedwongen
samen te komen, desnoous met onze naaste
familieleden, dus met vrouw en kinderen.
Zoodoende wordt niet alleen de emp.oyé zelf,
doch ook zijn gezin opgenomen in den groo-
ten kring, ue huisgenooten krijgen belang
stelling voor de fabriek, waar de man of
vader werkzaam is. Zij zien in de fabriek
niet meer het gebouw, waarheen vader des
morgens gaat en waaruit hij 's avonds terug
keert enkel en alleen met het doel om aan
het einde van de week het geld te kunnen
thuisbrengen. Neen, zij weten, dat vader daar
binnen die fabrieksmuren of in dat schip
met plezier werkt, dat zijn werk daar wordt
gewaardeerd en dat hij niet alleen werkt om
het geld thuis te brengen, maar dat hij ook
zijn aandeel heeft in den opbouw van ons
geheele land.
In dit verband dienen wij dan ook film
avonden te. zien, welke in het achter ons
liggende jaar werden georganiseerd en zeker
ook de kinderfeesten, welke werden ge
geven voor de kinderen van ALLEN, die op
de fabriek en in de kantoren werkzaam zijn.
En nu moet mij een enkele opmerking van
het hart. Zeer velen hebben blijk gegeven, den
nieuwen geest te beg.ijpen en deze avonden
en middagen te zien in het licht, zooals zij
bedoe.d zijn. Maar er zijn er ook wel hoewel
ge.ukkig niet veel, die meenen zich op
schampere wijze over deze avonden en mid
dagen te moeten uitlaten. Zij geven b ijk in
de afgeloopen vijf jaren nog niets te hebben
geleerd en trachten af te breken, wat hier
moeizaam door anderen wordt opgebouwd.
Het is nooit erg moeilijk geweest om iels
belachelijk voor te stel.en en op deze wijze
een goedkoop succesje te boeken.
Dat men ook elders het groote nut inziet
van een goede saamhoorigheid onder het per
soneel van de groote bedrijven, blijkt w 1
uit het feit. dat het Instituut voor Onderzoek
en Voorlichting ten dienste van Overhe d
en Bedrijfsleven en Algemeen Belang (I.V.O.)
te Amsterdam het plan heeft een Studie
commissie naar Amerika te zenden tot on
derzoek van de Sociale verhoudingen in het
bedrijf daar. Een van de punten, welke men
daar zal bestudeeren is: „Wat hebben de
Amerikaansche bedrijven gedaan om het
plezier in het werk en den band met het
bedrijf te bevorderen?"
Het zal ongetwijfeld interessant zijn om
t z t. kennis te kunnen nemen van de erva-
ringen van deze Studie-Commissie. En ook
hl.er 4al misschien straks b'ijken, dat er
feitelijk niets nieuws onder de zon is en dat
voorstellen, die dan zullen worden gedaan,
misschien al heel erg oud zijn. Daarvan ge
tuige het stukje in Commentaar van 24 Dec.
19tó, waarin woordelijk staat:
Ik herinner mij, als zeer sterken jeugd
indruk. het tewater laten van een schip op
de werf Fijenoord, waarbij de arbeiders hun
familie mee op de werf mochten brengen.
Er was bij dat tewater loopen een oogenbiik
van collectief ge.uk, het bewustzijn: „Dat
hebben wij samen bereikt." Maar ook daar
na, toen de bezoekers de verschillende ge
bouwen bezichtigen mochten zag ik een
jongen zijn moeder vol trots wijzen: „Die
gaten heb ik geboord", of een vader zijn
kinderen: „Dat stuk staal heb ik gelascht".
Zijn plaats binnen het gezin is van dit ogen
blik af een andere."
Tot zoover Commentaar. Wat hier ge-
In alle bladen hebben wij kunnen lezen,
wat Vvestelijk Nederland in het nooit te ver
geten jaar 1^45 heeft moeten doorstaan. Ter
ge.egenheid van de jaarwisseling heeft menig
een nog eens met een huivering terugge
blikt. Koeten wij in „onze" krant de ellende
van 194- ook nog eens beleven? Neen. Maar
het personeel, dat nu dagelijks weer de
poort binnenkomt, zal nooit de moeilijk
heden kunnen beseffen, die het handjevol
mer.schen heeft gehad om de eerste bewe
ging te geven aan het logge wiel, dat dood
stil stond, zoo stil, dat wij toen niet hadden
durven denken, dat er op 1 Januari 1946
weer ruim 45-0 mannen en vrouwen te werk
geste.d zouden zijn. Daarom voigen hieronder
een paar flitsen.
De aftocht.
De houten slagboom van de poort gaat
open, een Canadeesch gevechiswagentje met
een wiebelende antenne rijdt de werf af. Dan
komen de 8j moffen, die ons hebben moeten
bewaken, loopend, ruziënd en zeulend en
een ander wagentje, met ook zoo'n antenne,
sluit de stoet. De slagboom gaat weer dicht.
Een voor de werf historische periode wordt
er mee afgesloten. Het is voor allen, die het
meemaken, een onvergetelijk moment, want
de werf is nu weer voor ons. Een achterge
laten helm wordt triomfante.ijk op den
ijzeren afs.uitboom geplaatst, het is 13 Mei
1945
Geenen toch.
De werf was woest en ledig, als de aarde
op den eersten scheppingsdag: geen sch p
te zien, geen gas, geen stroom, geen kolen,
geen stellinghout, geen telefoon, geen eten,
geen kleeren. noem maar op. Maar de men
schen zijn a's de mieren, zij beginnen aan
iets, dat op het eerste gezicht te groot lijkt
en het lukt.
De beginplannen waren klaar en een
handjevol mensch-mieren begon te graven en
te wroeten naar de verstopte eigendommen.
L'e oogst viel niet tegen, dank zij allen, die
nooit een woord hierover met onze bezetters
hebben gepraat. Slang, kabel, gereedschap,
laschwagens, schrijfmachines, cirkelzaag,
boortollen, overal kwam allerlei weer van
daan en in het Centraal Magazijn werden
kasten en rekken weer wat minder leeg.
De eerste steen voor werk was gelegd.
De Augias-stal.
Daar deed onze scheepsbouwloods aan
denken en aangezien wij geen Hercules had
den om een rivier er door te leiden, moesten
wij wachten op stroom. Die kwam op 31 Mei
en nooit heeft een rijdende kraan zoo'n
wonder geleken als op dien dag. Het uit
mesten kon beginnen. Bs. Molendijk pakte
hal voor hal aan. Es. v. d. Poel sliep op het
hoofdkantoor, want de boot voer noj* niet.
Er kwam g as op het dak, zand op den vloer,
de machines kregen een beurt. Er werd
werke ijk veel gedaan door een handjevol
menschen gedurende de uren van 8 tot 12
en van 1 tot 3. Het was groote schoonmaak.
schreven werd, is inderdaad waar, omdat ik
zelf als jongen van 14, lj jaar menigmaal
op Fijenoord een schip zag tewater loopen
en dan met plezier een tochtje door de
werkplaatsen maakte. De „fabriek" tot nu toe
een dood ding voor mij, waar vader iederen
dag heenging, werd nu een levend begrip en
je ging er voor voelen.
Zoo moet het gaan en ik hoop dan ook
dat zij, die zich er voor gespannen hebben
om den goeden geest te bevorderen, op den
ingeslagen weg zullen vooftgaan en zich niet
uit het veld zullen laten s'aan, wanneer er
eens iets tegenvalt. Bedenkt, dat wij op dit
gebied nog ver achter staan bij andere be
drijven, zooals Philips, Enka, e d. en dat die
achterstand moet worden ingehaald.
G.
De stoomkraan.
Vl/at moet, dat moet en wij hadden een
stoomkraan noodig. Dus riepen wij een
machinist op, maar de man werd tijdelijk
afgekeurd en de anderen woonden ver weg.
De tram reed niet, de boot voer niet, maar
gelukkig werd er toch een machinist ge
vonden, Kolen om te stoken waren er niet,
dus haalde een ijzerwerker met een handkar
hout van de camouflage op de motorhal.
Toen het water kookte en de ketel onder
druk kwam, spoot overal stoom uit, maar
ook dat werd verholpen. Nu kon de kraan
rijden, maar de wielen sloegen door, want er
groeide te veel gras lusschen de rails. Dus
werd het gras eerst gemaaid. En heusch, op
een goeden dag reed zij met een lorrie achter
zich aan de scheepsbouwloods in. Zoo be
gonnen wij.
Werk.
Wij begonnen met de Appelmarktbrug en
een paar andere kleine karweitjes. Toen de
zuigmonden om de Wieringermeer droog te
malen. Reparatie begon ook weer. Op 19 Juni
kwam het eerste schip dokken, n.l. de
„Philip Wouwerman" van de HAL. in het
met vlaggen versierde dok I I. Het was een
groote dag. Eind Juni kregen wij de eerste
zuurstof 0 f esschenl). Het aantal menschen
op de werf steeg.
Ln nu op 1 Januari 1946? De schepen
liggen tweedik voor den wal. Wij halen de
reis.
De naween van den hongerwinter.
Wij riepen half Juni eens 8 man op. Hier
van verschenen er vier, waarvan er twee
werden afgekeurd, omdat zij 30% ondervoed
waren. Van de overgebleven twee werd er
cén den volgenden dag ziek. Bleef over één.
Het leek op het liedje van de kleine
negertjes.
Het lijkt ge'ukkig allemaal al weer zoo
lang ge'eden. In ruim een half jaar zijn de
toestanden enorm veranderd en iederen dag
gaan wij nog steeds vooruit Aan veel is nog
gebrek, maar langzamerhand komen wij toch
op toeren.
Zu.
PERSONALIA.
Met ingang van 1 Januari 1946 wordt de
Heer Ir A. J. Goedkoop tewerkgesteld als
chef van het laboratorium.
MEDEDEELING.
Verandering van adres dient zoo spoedig
mogelijk te worden opgegeven bij de Afd.
1 ijdcontröle; het is ook in Uw eigen belang
dat het juiste adres ten kantore bekend is.
Klopt het adres op Uw prikkaart niet met
de werkelijkheid, verander dit dan niet zelf,
maar rapporteer het bij genoemde afdeeling.
C.K.