VLOTJE VAREN
Een overpeinzing in den hongerwinter 1944-1945 thuis in het keukentje bij wonderkach^l en óliepitje
Op de Rijkswerf Willemsoord noemde men het ,,d*
millioenenhoek". Marinevaartuigen in allerlei soorten,
groot, klein, het een wat roestiger en verveioozer dan
het ander, maar alle aftands, overjarig en wachtende
op den slooper, werden in een havenhoek van die werf
opgeborgen. Zij hadden afgedaan, waren niet veel meer
j waard, maar bij elkaar hadden zij in den loop der
jaren millioenen gekost.
De gedachte aan dien Nieuwediepschen havenhoek
drong zich in den bezettingstijd telkens aan me op, bij
het zien van het samengeraapte zoodje vaartuigen van
de moffen, dat op onze werf lag. Elk scheepje op zich
zelf kon een goed scheepje zijn, een best vaartuig op
een ruwe zee, maar als oorlogsschip verwacht je toch
ook een type en wat wij zagen leek meestal nergens
op, het was knudde.
Hiér een vischkottertje, aan het model te zien .ge
organiseerd" ergens in Zuid-Frankrijk. Een luchtafweer-
installatie er op geplant, een kwast grijze smurrie en
de moffenvloot was weer met een oorlogsbodem ver
meerderd.
Daêr Belgische, HoIIandsche, Noorsche trawlers, van
ieder type en bouwjaar. Van sommige leek het of ze
wilden concurreeren met een mailstoomer, zóó'n opbouw
hadden ze! Andere hadden hier en daar een hokje bij-
gepoot, precies als de boerderij van een keuterboertje
in onzen Achterhoek, die van tijd tot tijd z'n steè
wat vergrooten kan.
Vérder op weer een sleepbootje, je kon beter zeggen
luchtdoelgeschut met een bootje er aan". Maar hoe
dan ook, het was een vreemd, samengeraapt stelletje,
vrijwel allc3 voorzien van één of ander wilde-dieren-
embleem plus een serie afbeeldingen van neergeschoten
geallieerde vliegtuigen.
Als we alléén op onze werf in den loop der jaren
die vliegtuigen geteld hadden, we waren vermoedelijk
vér boven het juiste aantal in gebruik geweest zijnde
vliegtuigen gekomen. Die teekens dekten in zekeren zin
de lading, allemaal quatsch".
Veel aandacht werd er aan dezen moffrikaanschen
millioenenhoek dan ook niet geschonken; we lustten de
moffen niet, we lustten hun schepen niet en het
stelletje afbraak.dat wij hier te zien kregen, was in
onze oogen een teeken dat, hoe goed de mof ook
organiseeren kon, dit toch niet zijn sterkste zijde was.
Ik zei al, veel aandacht kregen ze niet, tot op zekeren
dag de activiteit aan boord van een der aan den kant
liggende moffen de aandacht trok. Vraag niet naar het
type van het schip, we weten het niet. Het was een
kruising tusschen een klein' flottieljevaartuig en een
Scheveningschen logger, raszuiver was het in ieder
geval niet.
Het is een heele drukte aan boord; wordt ér geïnven
tariseerd, is er verhuizing op komst, zitten de vrienden
onder de wanzeri? Wat mij betreft: de brand in het
heele geval. Plunjezakken, kisten, stroomatrassen, 't is
een heele bende. Langs de verschansing een geopende
zwarte kist, die de aandacht heeft van een paar op
varenden; we zien dat de inhoud een afstandsmeter is.
En je gedachten draaien vanzelf verder, je zit op
zee, kijkt in den meter en ziet de masttoppen en den
schoorsteen van een schip en een eindje daar vandaan
het er bij behoorende onderste gedeelte van dat vaar
tuig. Draaien, draaien, draai precies het bovengedeelte
op het onderste, kijk op de cijferschaal en de ingenieuze
meter geeft den juisten afstand. Zoo'n meter is onmis
baar aan boord van een oorlogsschip. Gelijkertijd flitst
het door je hoofd: ,,dat ding moet van boord". Ge
makkelijk gedacht, dat ding van boord, maar hoe?
Het zal niet gemakkelijk zijn, maar wanneer die meter
van boord is zal de gevechtscapaciteit een reuzenstuk
verminderen. De afstandsmeter is een onmisbaar appa
raat in de vuurleiding en zonder goede vuurleiding
géén resultaat in het gevecht.
Aan boord de bemanning, verder de valreepswacht,
op de kade een schildwacht. Het is een puzzle. Hoe
krijgen we dat ding van boord zonder dat zulks .ge
merkt wordt? Nog eens over piekeren; komt tijd, komt
raad. Maar als je al lang weer aan je gewone werk
bent, is het of de duivel er mee speelt, de meter blijft
maar in je hoofd draaien. Na werktijd kwansuis nog
eens langs gekuierd. De schildwacht kijkt vuil, blijk
baar toon je te veel belangstelling naar zijn zin. Gekke
wereld! De eene keer roeren ze de groote trom als je
geen belangstelling toont, de andere keer toon je be
langstelling en kijken ze je de deur uit. Konden wij
dat maar. Enfin, die schildwacht vuil laten kijken en
net doen of je neus bloedt. De rommel aan dek is
vrijwel opgeruimd, maar de zwarte kist staat er nog.
Een slot is niet te zien. blijkbaar wordt het deksel
vastgehouden door een paar haken. Nu is er nog kans
dat de kist leeg is en de meter foetsie, maar dan
niet zooals wij het bedoelen.
Het wordt vervelend, maar zooals een kind kan
dreinen, zeuren en volhouden, zoo gaat het mij,
grooten kerel, ook. Hoe krijg ik dat ding van boord?
Nü gaat het zéker niet,' als ik aan boord wil komen,
moet dat toch zeker in het donker gebeuren. Wé
moeten niet overhaast handelen, eerst rustig overleggen
en. om met mijn tijd mee te gaan, .volgens plan"
handelen. Straks is het donker. Het weer is niet ah
te best, 't regent lekker. Ergens kletst het water van
de scheepbouwloods. Het zal wel aardedonker worden;
't is nieuwe maan of bijna zoover, ik weet het niet
zoo goed, maar wat dat betreft loopt het mee.
Van den wal af aan boord komen zal niet lukken,
want al is er thans aan dek geen kop te zien, de
schildwacht werkt continu, zónder procenten of nacht-
toeslag. Blijft over de waterkant. Het schip ligt diep
in het water en daar waar onze kist staat, is de
verschansing open; een groot soort loospoort. Daar zou
dus een mogelijkheid bestaan. In gedachten schieten we
al op. hoewel we feitelijk aan den verkeer den kant
begonnen zijn. Het weer is gunstig en vanaf het water
aan boord komen zal wel gaan, maar nu het begin!
Een nacht-ausweis heb ik; de werf opkomen gaat
vanzelf. De moffen die bij den ingang staan, zie ik
niet voor vol aan. alleen moet ik donders goed uit
kijken naar de gasten die op het terrein surveilleeren.
Blijft over de moeilijkheid te water het schip te be
naderen. Zwemmen gaat niet, is ten minste het laatste,
wat ik alleen in geval van uitersten nood zal doen.
De roeibooten liggen op den kant, op slot of onder
speciale bewaking, precies weet ik het niet; ik heb wel
eens de klok hooren luiden daaromtrent. Tijd om een en
ander uit te knobbelen is er niet, als er iets gebeuren
moet. dient dat vanavond te geschieden, al was het
alleen maar omdat het „reuzenweertje" is.
We snorren dus verder en hebben geluk. Bij de dok-
brug ligt een allegaartje, motorbootjes van de zaak,
kaduke sloepen en meer van dat spul waar ik nietï1
aan heb, maar ook, net wat ik zoek,, een klein ..bakkie".
De technische benaming weet ik niet. maar het lijkt
op de wurmenbakken die de bikkers gebruiken om
als een schip omhoog komt in het dok de huid
schoon te kunnen maken; alleen dit bakje is veel kleiner.
Het ding is reuze gammel, schijnbaar door en door rot,
hardstikke vol water, maar lijkt geschikt voor het doel.
Laat ie fijn zijn; onze N.S.B.-sociale voorman, baas
van de afdeeling, waartoe het apparaat wel zal be-
hooren. moest eens weten, waar vanavond zijn materieel
voor gebruikt zal worden. Er ligt zelfs een stukje plank
in, hebben we precies noodig voor de voortstuwing";
we gaan dus pagaaien. Het is te wagen, aannemende dat
het weer niet nog ruwer wordt, want het waait lekker
en het giet bakken uit den hemel. Niet langer blijven
staan dan noodig is. de situatie nog eens in je gedachten
geprent en dan naar huis. Vanzelf zeg je tegen je
vrouw dat je nog moet werken en zij zegt ,,jij liever
dan ik, om met dit weer nog eens terug te moeten."
Je laat haar fijn het laatste woord, dat heeft zij toch
altijd 1 Dan heb je ten minste thuis vrede; er is al
oorlog en ruzie genoeg.
En menschen, het gaat werkelijk vclgens plan, het
kan niet mooier. Ik ben al dóór voor ik op de werf
ben. In m'n niet al te waterdichte schoenen siepelt
het water tusschen m'n teenen en met straaltjes loopt
het me in m'n nek.
Aan den waterkant is niets veranderd, voor zoover
in het donker te onderscheiden. De schildwacht baviaant
als een schim in zijn gele oliegoed heen en weer; bij
de lekke afvoerpijp van de groote loods lijkt het wel
een waterval, een pracht - geluid. We hebben dus aan
dezen kant ..zon, maan en sterren" mee. Op het achter
schip is alles donker. Voor de goede orde even door-
geloopen tot de Tijdcontröle; dan terug en ik passeer
twee moffen, waarschijnlijk terrein-surveillance! Het gaat
dus goed. Ik schiet de dokbrug op, duik op m'n vlotje
en sta tegelijk tot boven m'n enkels in het water,
hetgeen niet als een bezwaar wordt aangevoeld, 'k was
toch al doorgewaterd. De donkere bivakmuts van m'n
zoon heb ik over mijn hoofd getrokken, met m'n don
kere handschoenen en idem regenjas aan, voel ik mezelf
als verduisterd.
Nu is het ..zet 'm op. witte muizen" en het eindje
touw wordt losgepeuterd. Wie het bakje vastgelegd
heeft, is vast geen vakman. Zelfs in het donker voel
je dat het een pracht van een boerenknoop is. Het
stukje plank ligt als pagaai niet gemakkelijk in de
hand, maar we varen en daar was het om begonnen.
We koersen langs het dok op en gaan niet rechtstreeks
op ons doel af. hetgeen achteraf gelukkig is, want op
een gegeven moment flitst er een lantaarn aan op het
voorschip van de mof. Heeft niets met mij te maken,
één van de opvarenden zal wel in de war zijn met de
schakelaars. Wat een lammeling om me zoo de stuipen
op het lijf te jagen. We blijven dus voorloopig aan
den veiligen kant, peddelen voort, nemen een peiling,
veranderen van koers en komen onder den achter
steven terecht van onzen mof.
Kalm aan. niet tegen de scheepshuid stooten, dat
maakt de kinderen wakker en m'n vlotje wrakker. Nog
een paar halen en de loospoort is bereikt. Het eindje
touw vastgezet op slipper en even afgewacht, om pools
hoogte te nemen. M'n kop gaat binnenboord, geen
onraad; de kist staat vlak bij, kan ik met m'n hand
beroeren. Mezelf aan boord geheschen. op de tast de
haken er af en de klep op. Gelukkig, de meter is
er nog. Weer even uitgekeken, dan een duik in de
goot naast de kist, want de schildwacht komt bij het
achterschip. Afwachten.
Het gaat in etappes. Kijker er uit; het ding is
grooter en zwaarder dan ik dacht, ik kan hem maar
net mannen. De zaak op dek gelegd, ik terug naar m'n
vlotje. Wachten, weer onraad in de buurt. Allés vrij,
kijker op vlotje getild. Mijn vaartuig kapseist bijna en
stoot tegen den scheepshuid. M'n hart zit in m'n keel.
maar het zit niet tegen. Ook aan boord zijn diverse
geluiden. Of er een dynamo staat te tollen of dat
er een pomp werkt in de machinekamer, ik kan het
niet onderscheiden; in ieder geval maakt het lawaai
en dat helpt me bij mijn werk.
Even bijkomen, dan wegvaren, om den meter midden
in de haven overboord, te zetten, want de eerste klap
is een daalder waard en wie weet wat er nog gebeuren
kan. Dus ik heb een pracht van een plekje en
niemand die me ziet „een-twee-drie, in Gods naam"
en het onontbeerlijke vuurleidingsapparaat schuift naar
den havenbodem en daar waarschijnlijk een heel eind
in den blubber. M'n bakje schept op een behoorlijke
manier water, maar de stabiliteit valt mee.
Eén is weg, nu ik zélf nog. Maar goed en wel ben
ik weer op stoot of ik bemerk een fout te hebben
gemaakt, de kistl Zoo gauw het dag is ziet men de
leege kist en dan zijn er twee kansen: of men denkt
dat de meter op zijn plaats staat boven op de brug
of men bemerkt dat er U weet wel wat aan den knikker
is. En aangezien het ons doel is. dat de afstandsmeter
eerst gemist zal worden wanneer hij gebruikt moet'
worden, zit er dus niets anders op dan m'n taak
tot het einde te vervullen.
Van koers behoeven we niet te veranderen, je schuifelt
alleen, maar naar den anderen kant van je vaartuig
en we gaan ,,den weg terug" en komen zoo weer
langszij. Hetze.Ifde verhaal als zooeven, maar dan is het
mis. Net steek ik m'n hoofd binnenboord of er komt
een mof aan. Heeft hij me gezien of niet? Ik duik
zoo ver mogelijk naar beneden en blijf doodstil zitten.
Hij komt naar den kant van het schip en ik pijnig
m'n hersens over wat ik zal moeten doen als hij me
ontdekt. M'n hart gaat tekeer als een klinkrevolver en
ik ben bang dat ook hij dat geluid zal hooren. Maar
ook nu zit het mee. Het blijkt dat hij alleen naar boven
gekomen is om ,.de aardappelen af te gieten" en
tegelijk dat dit tot me door dringt realiseer ik me
dat ik er niets aan zal kunnen doen als dit moet
plaats vinden op mijn arm hoofd. Weer valt het mee
en vlak naast me hoor ik het kletterende geluid dat
bij zoo'n ceremonieel behoort.
Tot m'n onuitsprekelijke opluchting hoor ik hem ver
dwijnen en even daarna een praatje maken met den
schildwacht, om daarop voorgoed te verdwijnen. Ik volg
dit voorbeeld, nadat ik eerst de kist heb overgenomen
en peddel weer voort in het duister.
Alles goed en wel, maar deze kist is geen zinkstuk;
wat nu, zit ik er even inl Om die kist op m'n nek
aan den wal te sjouwen lijkt me te riskant, dus waar
moet ik met dat ding naar toe? Als, wat ik niet hoop,
morgen de kist met meter wordt vermist .en men gaat
snorren, is het beter dat er absoluut niets te vinden ia
op de werf. Zélf risico loopen is goed. maar de moffen
hebben terreur-methoden en kunnen anderen er voor laten
boeten. De kist moet dus nog verdwijnen. Even goed
zonde, het is een pracht van een brandje voor thuis.
De gebruikelijke oude roosterbaren heb., ik niet; er
blijven over steenen, die ik aan den kant van de
glooiing meen te kunnen vinden. We pagaaien onder
de dokbrug door en pauzeeren even, want er is onraad
in de buurt. Moffen schreeuwen tegen elkaar, maar ook
deze storing loopt met een sisser af. Weer gaan we
peddelen en na een paar meters schiet ik aan den grond.
Ik zal niet verhalen wat een moeite het kostte in
het donker genoeg ballast te vinden om de kist te laten
zinken, maar het lukte en in diep water kreeg ook de
kist een zeemansgraf.
Als te zijner tijd in onze haven een zwartgeschilderde,
langwerpige kist boven water wordt gehaald of bag
germolen-emmers zwarte planken naar boven brengen,
denkt dan niet aan een lugubere geschiedenis. Het leek
weliswaar op een klein model lijkkist, maar ik liet de
heele rataplan met plezier zakken.
En, zooals het ook in het normale leven gaat. .berouw
komt na de daad", zoo ging het in zekeren zin ook
nu. Achteraf vraag je je af of de gansche geschiedenis
het risico wel waard was.
Je deed een één-mans-patrouille-tocht", niemand wist
er iets van, het was wat je noemt een ,,solo-kraakjc",
maar heelhuids weer thuis had je het gevoel goed
werk te hebben gedaan en een steentje te hebben bij
gedragen voor de goede, groote zaak. Je was tevreden
over dien avond en je gaf zelfs ..geen draad", toen
moeder de vrouw, in d'r wiek geschoten over de natte
kleeding, schamper opmerkte dat je wel gek was om
gratis zooveel overuren te maken, terwijl de rest niets
deed dan lijntrekken. Ze kreeg wéér het laatste woord.
VOORSCHOT OF SPAREN?
Het valt niet te ontkennen, dat het tegen
woordige prijspeil van dien aard is, dat het
aanschaffen van artikelen, welke niet tot
de directe levensbehoeften behooren, voor
een zeer groot gedeelte van het Nederland-
sche volk zeer vele moeilijkheden baart.
Dit geldt niet alleen voor hen, die hun loon
door handenarbeid moeten verdienen, maar
ook voor hen, die als ambtenaar of derge
lijke werkzaam zijn. Het gevolg hiervan is,
dat zeer velen niet in staat zijn de hun via
den Distributiedienst toegewezen goederen,
zooals kleeding, rijwielbanden, schoenen enz.
aan te schaffen zonder zich in schulden te
steken. Deze toestand kan nog wel gerui-
men tijd voortduren en daarom zullen wij
moeten trachten hieraan zoo veel mogelijk
een einde te maken door te gaan sparen.
Velen zullen direct hierop antwoorden met
de vraag hoe zij van hun loon nog kunnen
sparen. Dat is begrijpelijk, maar indien zij
nadenken zullen zij tot het besef komen,
dat hun vragend antwoord niet juist is.
De ervaring van de laatste maanden heeft
geleerd, dat zeer velen een voorschot bij
de onderneogng opnemen voor bovenge
noemde extra uitgaven, welk voorschot zij
moeten terugbetalen door een wekelijksche
inhouding op hun loon. Op dat moment zijn
zij dus verplicht te sparen, waarbij zij dan
echter geen spaarpot vormen, doch een af
betaling doen op een schuld, welke zij moes
ten maken. Veelal wordt vergeten, dat de
grootte dier afbetaling een zware last vormt,
Vervolg pag. 4