HET BOUWEN
Ziektewet
Invaliditeitswet
Kinderbij slag wet
VAN DE MEERSTOELEN VAN DOK IV EN DOK V
Personalia
Woeker
Willy Wilton-fonds
In 1932 kwaip de Directie tot de overtui
ging, dat het overplaatsen van de dokken
I, II en III naar Schiedam een vereischte was
om meer economisch te kunnen werken. De
capaciteit van de scheepsbouwloods in Rot
terdam en die van de machines in deze loods'
was niet meer in overeenstemming met die
van de dokken.
Het overplaatsen bracht echter zooveel
kosten met zich, dat het plan uitgesteld
moest worden. De Afd. Bouwbedrijf ging
door met het maken van verschillende plan
nen, waarbij bleek, dat de oude manier van
vastmaken (vastleggen) van de dokken aan
geconstrueerde armen, welke aan den wal
verbonden waren, niet voor toepassing in
aanmerking kwam. Men had in Rotterdam
rondom de ligplaats der dokken op ongeveer
8 punten paaiproppen geslagen. Aan den
voet dezer proppen waren kettingen beves
tigd, welke onder de dokken doorliepen en
aan den anderen kant aan de dokken waren
bevestigd. Bij Westenwind dreven de dokken
hierbij evenwel naar de Oostelijke zijde der
haven en bij Oostenwind naar de Westelijke
zijde.
Ook dok IV in Schiedam lag aan kettingen
verankerd en aan dit dok was een geleiding
gemaakt, waaraan dok V gemeerd lag.
Als er gebaggerd moest worden, werd
eerst dok V losgemaakt en aan één der
kademuren gemeerd. Daarna werd dok IV
dan losgemaakt, waarna met behulp van 2
drijvende bokken de kettingen werden ge
licht en het dok eveneens aan één der
kademuren werd gemeerd. Met het los- en
vastmaken der dokken en het baggeren was
ongeveer 7 a V/2 week gemoeid, indien het
weer gunstig was!
Het losmaken van de 18 kettingen, waar
mede het dok verankerd lag was een werk,
waarmede onze grootste bokken „Titan" en
„Titania" een week bezig waren. De bok-
kosten plus het buiten bedrijf zijn van de
dokken gedurende 7 weken vorderde een
flink kapitaal.
Bij het opzetten van een exploitatie-reke
ning der dokken I, II en III, zooals deze
aan de werf Rotterdam werkten en zooals
deze aan de werf Schiedam konden werken,
bleek, dat de verplaatsingskosten in onge
veer één jaar tijds terug verdiend zouden
zijn. Bij het zoeken naar een andere wijze
van meren van de dokken kwam het idee
naar voren om hiervoor 4 palen te gebrui
ken. Dit werd later verminderd tot 2 palen
per dok.
Dok I en II werden zelfs tezamen aan 2
palen gemeerd.
Na het goedkeuren van de plannen werden
de dokken naar Schiedam gebracht en inder
daad werden de kosten hiervan in nog geen
7 maanden terug verdiend, ondanks het feit,
dat voor deze overplaatsing noodig was:
het maken van 102 meter kademuur (sta
len damwand);
90 meter houten beschoeiing;
210 meter 1700 m2) beglooiing;
het baggeren van 3 dokputten, beneven»
het maken van 4 stalen meerstoelen met
beton en zand gevuld.
Na het bombardeeren der dokken IV en V
en de vernietiging van de ponton en de
pontonbruggen dezer dokken kwam het
vraagstuk van het toekomstige meren van
dezp dokken weer aan de orde en werd be
sloten ook hiervoor dokpalen te gebruiken.
Terwijl de sabotage hoogtij vierde, werkte
de Afdeeling Bouwbedrijf de plannen uit.
De Directie en de betrokken heeren be
drijfsleiders verleenden hun volle mede
werking.
De gereed zijnde teekeningen waren op
geborgen in enkele stalen kokers, welke
waterdicht afgesloten in den grond werden
geborgen. Reeds in oorlogstijd wisten wij
met veel moeite materiaal te verkrijgen om
te beginnen aan den doksteiger. Ten gevolge
van de algemeene materiaalpositie moest dit
werk evenwel meermalen worden gestopt.
Direct na de bevrijding werd een aanvrage
ingediend om materiaal voor de dok-meer-
stoelen (in de wandeling dokpalen genoemd)
te verkrijgen. De Minister van Wederopbouw
Dr. Ringers gaf toestemming doch op voor
waarde, dat het project zoodanig omge
werkt werd, dat het materiaalverbruik mini
maal zou zijn.
Aan het uitwerken van de plannen werk
ten mede de technici van de Nederlandsche
Betonmaatschappij „Bato" in Den Haag en
een ingenieur van den Rijkswaterstaat.
Hierbij moest een oplossing gevonden wor
den voor het meren van 2 dokken, welke
door windkracht (2 dokken 2 schepen
daarin) een druk per paal van ongeveer 400
ton moesten overbrengen naar den haven
bodem.
Bij het verrichten van grondboringen werd
vastgesteld, dat de vaste bodem was gelegen
op 22 meter beneden Rotte-peil (laag water).
Men kreeg zoodoende een hefboomarm van
26 meter.
Het te overwinnen moment was dus 26 x
400 10.400 ton-meter of wel 10.400.000 kg.
roeter!
Het eigen gewicht kon een gedeelte van
dit moment opnemen en de rest moest door
den bodem opgenomen worden.
Het gemaakte project werd goedgekeurd
en eind Januari 1946 werden de eerste mate
riaaltoewijzingen ontvangen.
Allereerst werd nu met baggeren aange
vangen. Er was echter in de haven nog een
wrak van het gebombardeerde dok aanwezig.
De moeilijkheid en de enorme kosten om dit
te verwijderen waren oorzaak, dat besloten
werd, dit wrak te laten zinken. Er werd
grond onder vandaan gezogen en het wrak
ging naar de diepte.
Om nu zeker te zijn, dat de dokpalen een
goeden bodem zouden verkrijgen, werd een
z.g. diepsondeering gedaan met hulp van het
Bureau Grondmechanica der Technische
Hoogeschool te Delft. Dit is een onderzoek
naar de draagkracht van den bodem op
groote diepte. Daarbij kwamen wij tot de
ontdekking, dat daar waar het niet werd
verwacht, de vaste grond 3 meter dieper lag.
Een baggermolen, welke dieper dan 22,50
meter kon baggeren, was niet te bekomen,
zoodat de oplossing gezocht moest worden
in het weggrijpen van den grond met een
kraan met grijper. Wij konden daarvoor een
kraanmachinist krijgen, die reeds bij de Zui
derzeewerken soortgelijk werk gedaan had.
Zonder geluk vaart niemand wel! Dit werk
werd dan ook goed beëindigd. De ontstane
kuil werd nu gevuld met beton door een
speciale installatie op de z.g. Amerikaansche
drijvende bakken. Na de verharding kon de
eerste paalvoet op 21 Augustus '46 geplaatst
worden.
(Wordt vervolgd).
Met ingang van 1 Februari is de heer
W. N. van de Poll als assistent tewerkgesteld
bij de afdeeling Bewapening.
Één van de meest oc-sociale handelingen
is woeker.
Zijn er onder het personeel nog slachtoffers
van den woeker?
Zoo ja. laten zij zich dan melden bij de afd.
Sociale Zaken.
Gedurende de maand Januari werd aan
52 leden van ons personeel in totaal 752,39
uitgekeerd. Bovendien werd met Kerstmis
aan 60-leden van ons personeel, die reeds
langen tijd ziek waren, een Kerstpakket
bezorgd.
Hoewel deze Wet reeds sedert 1930 van
kracht is, blijkt nog steeds, dat velen één
der voornaamste verplichtingen dezer Wet
niet kennen. Gedoeld wordt hier op de
bepaling, dat aangifte van ziekte moet ge
schieden binnen 24 uur nadat de ongeschikt,
heid tot werken is ontstaan. Behoudens de
moeilijkheden, welke dit verzuim voor den
betrokkene met zich kan brengen, beteekent
het voor de administratie extra werk. Daar
om wordt U in Uw eigen belang aangeraden
onverwijld schriftelijk kennis van ziekte te
geven, opdat niet onnoodig extra wacht-
dagen, waarover geen uitkeering wordt ge
daan, ontstaan.
Nu de ziekmelding ter sprake is gekomen,
is het wellicht goed er de aandacht op te
vestigen, dat ook „Tante Pos" voor haar
diensten betaald wil worden. Dit is een
geenszins onredelijk verlangen en daarom
wordt er nog eens op gewezen, dat ziek
meldingen per briefkaart, zoomede controle-
antwoordkaarten als volgt moeten worden
gefrankeerd:
door hen, die in Schiedam wonen, met
5 cent;
door hen, die niet in Schiedam wonen met
iy2 cent.
Hierdoor voorkomt U, dat strafporto moet
worden betaald, dat zooveel hooger is en
op het ziekengeld in mindering wordt ge
bracht.
Nu de loongrens voor deze Wet met ingang
van 1 Januari 1947 is verlegd van 3.000,—
naar 3.750, is voor velen, die niet meer
verzekerd waren, opnieuw de verplichting
ontstaan de rentekaart bij hun werkgever
in te leveren.
Aan hen, die indertijd de loongrens van
3.000,— hadden overschreden, is geadvi
seerd zelf door te plakken (bijv. met zegels
van 0,25) en het blijkt thans, dat velen
dit ook inderdaad hebben gedaan.
Zij, die gedurende den tijd, dat zij niet
verolicht verzekerd waren, niet hebben door-
geplakt, doch dit thans alsnog willen doen,
kunnen zich bij de afd. Sociale Zaken mel
den, die zich dan met den Raad van Arbeid
in verbinding zal stellen.
Het voordeel van het ononderbroken plak
ken van rentezegels manifesteert zich eerst
ind'en men den 65-jarigen leeftijd heeft be
reikt of eerder bij overlijden voor de weduwe
en eventueele weezen beneden den leeftijd
van 14 jaar.
Nog niet iedereen schijnt voldoende op de
hoogte te zijn van het feit, dat met ingang
van 1 October 1946 nieuwe bepalingen gelden
voor de Kinderbijslagwet. Tot dien datum
kwamen in het algemeen in aanmerking
slechts zij. die meer dan 2 kinderen hadden
beneden den leeftijd van 18 jaar, waarbij de
samenstelling van het gezin op 1 October
van het jaar beslissend was voor het daar
opvolgende kalenderjaar.
De Wet is thans gewijzigd en met ingang
van 1 October 1946 geldt, dat recht op