VERLEDEN EN HEDEN
ONS WERK
„WILLEM RUYS"
10e Jaargang 17 October 1947 No 17
ORGAAN VAN EN VOOR HET PERSONEEL
VAN WILTON-FIJENOORD, SCHIEDAM
Mededelingen voor de redactie
te zenden aan Pulleman
Inzending van opstellen en denkbeelden door
leden van het personeel wordt op prijs gesteld
Het is voor niemand een geheim meer, dat
Nederland er slecht, zeer slecht voorstaat.
De pogingen om hetgeen wij invoeren te be
talen mei hetgeen wij uitvoeren hebben tot
nog toe een mager resultaat opgeleverd. Op
die weg zijn wij nauwelijks voor één derde
geslaagd. Het komende jaar zal ons, evenals
Engeland, waarschijnlijk voor de noodzake
lijkheid plaatsen, om minder in te voeren,
dus ons nog meer te ontzeggen, en meer uit
te voeren, dus meer voort te brengen. De
oorzaken zijn bekend: een ontredderd Indië,
een in verval geraakt Europa en een verwar
de toestand op economisch, financiëel.en op
nog enkele andere gebieden. Politieke en
econcmische krachten zijn thans bezig te
trachten om orde in de chaos te scheppen.
Daartoe hebben zij aller medewerking en
aller begrip nodig. De goedbedoelde jubel
tonen over het vorderend herstel in ons land
vinden geen gehoor meer: wij weten beter.
Ook de illusies omtrent het naderend aardse
paradijs zijn verdwenen: wij raken ontnuch
terd. Dat heeft zijn goede zijde. Het is beter
in te zien, dat wij alleen door eigen inspan
ning uit het moeras kunnen komen, dan
blindelings te vertrouwen op wonderbaarlijke
krachten, die ons vanzelf omhoog zullen hef
fen. Wij weten nu waar wij staan; met klagen,
morren, moedeloosheid, bittere critiek, on
derling gekrakeel, wederzijdse verwijten en
zelfbeklag zullen wij evenmin verder komen
als met een bedriegelijk idealisme, het be
rijden van stokpaardjes en een flauwhartig
hopen op betere tijden en op andereu. Er
is maar één oplossing: werken, werken en
nog eens werken! Lang -en hard en goed
werken! Daarmede dient gij het algemeen
belang, maar ook Uw eigen belang. Want
ieder, die arbeidsuren verknoeit, materialen
er. grondstoffen verspilt, gereedschappen be
derft, anderen van hun werk houdt, wanorde
en onnodige last veroorzaakt, doet de wagen
dieper in het moeras zinken. Maar ook hij
zelf zit in die wagen en er zal niemand zijn.
die nu juist hem eruit komt verlossen Daar
om is het nu geen tijd meer voor de tragen,
de futlozen, de luiaards, de lijntrekkers, de
praters en zwetsers, de zich verongelijkt voe
lenden, de bedillers en de beterweters. Die
kan de gemeenschap er op ,na houden, zodra
zij weer in betere omstandigheden verkeert.
Nu is het de tijd van de werkers, van de
genen, die in eerlijke plichtsvervulling hun
taak zien ten opzichte van gemeenschap en
van henzelf en hun gezin. Dat zijn onder de
tegenwoordige benarde omstandigheden zij,
die vervuld zijn van de geestelijke moed, die
de bemanning van een reddingsboot de rie
men doet grijpen om een in nood verkerend
schip te helpen. Aan de kant blijven staan
en jammeren baat niet meer Een vloedgolf
van- energie en aanpakken moet over Neder
land gaan, willen wij uit de misère komen.
De ontberingen zullen wij daarbij voorlopig
licht moeten tellen door het gevoel, dat wij
aan een betere toekomst werken.
Wij hebben in onze onderneming het voor
recht, dat wij met onze werkzaamheden een
der allernoodzakelijkste hefbomen voor de
Nederlandse economie hanteren. Ons bedrijf
brengt veelbegeerde buitenlandse betaalmid
delen in. Wij kunnen dus op de meest recht
streekse wijze medehelpen aan het herstel
der Nederlandse economie en wij kunnen ons
er dagelijks rekenschap van geven of wij onze
plicht doen of die verzaken. In het eerste
geval worden de belangen van de gemeen
schap en van ons zelf gediend, in het laatste
benadeeld. De keuze lijkt niet moeilijk. De
les is geleerd, dat honger en armoede niet
door ontevredenheid, onrust, tegenwerking
en tegenkanting zullen verdwijnen. Niemand
zal ons helpen als wij onszelf niet helpen.
In de maand September 1947 werden repa
raties verricht aan:
48 Nederlandse schepen
1 Deens schip
6 Engelse schepen
3 Noorse schepen
2 Amerikaanse schepen
2 Italiaanse schepen.
Een dertigtal jaren geleden was een
scheepswerf een oord, waar systematisch
alles geweerd scheen, wat het oog maar
enigszins kon bekoren. Bestrating ontbrak
veelal; in de zomer waren wegen en paden
een vieze stofmassa en in de winter een
modderpoel. Vele werkplaatsen waren zwar
te benauwde localiteiten, men denke maar
eens aan de oude grofsmederijen, waar het
werken toch wel heel ongezond moet zijn
geweest, al waren er mensen, die zelfs in
die omgeving oud werden. Als men de werf
in een minder fraaie buurt gelegen
naderde, dan deden de grauwe muren der
sombere fabrieks- en smakeloze kantoorge
bouwen en de schijnbaar onvermijdelijke
oudroesthopen, direct al onaangenaam en be
klemmend aan. Zo was het tenminste veelal
op de mij bekende scheepswerven, in of in
Die trots en fier blijft leven.
Door 't machtig zeekasteel
Wil heel een volk hem eren,
Die stierf de Heldendood
om 't nageslacht te leren,
Dat vrijheid van de geest
en vrijheid van geweten
leeft boven graf en dood,
Uw naam wordt niet vergeten.
Aan 't trotse, stalen schip
Is nu Uw naam gegeven,
Opdat voor 't nageslacht,
Die trots en fier blijft leven.
G.
Het vlaggeschip van de Rotterdamsche
Lloyd, de „Willem Ruys" in een van onze
dokken.
de nabijheid van de grote steden; buiten
was het natuurlijk in sommige opzichten wel
wat beter. Het bedrijf zelf was vanzelfspre
kend ook toen wel interessant en zag men
alles in volle actie, dan kon men zich aan
een zekere bekoring toch niet onttrekken.
Alles was toen ook veel primitiever, zo ont
braken schaftlokalen nog zo goed als geheel.
Op Fijenoord werd voor het kantoorperso
neel b.v. koffie gehaald uit een aangebouwd
donker oud magazijn met lage zoldering,
waar het altijd sterk naar petroleum, touw,
teer, enz. rook. Die koffie werd geschonken
uit een ketel, die er niet zo smakelijk uitzag,
in vaatwerk, dat ieder voor zich meebracht
en maar gebrekkig schoonmaakte, bij voor
keur oude gebarsten koppen, thuis voor ge
bruik afgekeurd, jampotten etc. Voor het
werkplaats personeel was het eer ongunsti-