NIEUWS OPBOUW Schoonheidgenieten lle Jaargang 12 Maart 1948 No 5 ORGAAN VANEN VOOR HET PERSONEEL VAN WILTON-FIJENOORD, SCHIEDAM Redactie-commissie; L. Giphart, C. Keyzer, J. Koppe, J. M. Schuurs. Redactie-adres; Afd. Sociale Zaken Wanneer wij des avonds de gelegenheid krij gen na te denken over de wederwaardigheden van die dag, dan zullen ons de minder prettige ervaringen steeds beter voor de geest staan dan de meestal toch zoveel talrijker contacten, welke wij die dag hebben gehad en die, zonder dat wij daarbij stilstaan, in een sfeer van samen werking en vertrouwen hebben plaatsgevonden. We zouden dit een eigenaardig verschijnsel kunnen vinden, doch we geloven meer, dat juist hieruit al blijkt, dat de verhouding van mens tot mens in wezen goed is ingesteld, doch dat factoren van allerlei aard de oorzaak zijn van een wanbegrip, dat een goed contact in de weg staat. We zijn zo gauw geneigd te denken, dat het niet aan onszelf ligt, maar dat die ander eigenlijk de oorzaak is en hoewel het natuurlijk wel zal voorkomen, dat slechts die ander de goede verhouding in de weg staat, zal het toch in de meeste gevallen zo zijn, dat beide partijen verzuimd hebben zich in gedachten in elkanders toestand te verplaatsen. Natuurlijk zullen er in het leven vele conflicten zijn, die door het aan nemen van deze houding niet zullen worden opgelost, doch in de meeste gevallen zal het toch wel leiden tot een beter begrip en eerbie diging van elkanders standpunten. We behoe ven hier slechts te denken aan de vele manieren, waarop wij Nederlanders ons geloof belijden, de vele politieke richtingen, welke wij zijn toegedaan en al weten we wel, dat ook hier het begrip voor elkanders standpunt maar al te vaak ontbreekt, toch mogen we in dit opzicht niet al te pessimistisch zijn. De ellende van de oorlog zijn we nog niet vergeten en vermoedelijk zullen velen die nooit kunnen vergeten. Het verlies van ouders, kinderen of andere bloed verwanten is dikwijls te zwaar en berusting daarin is veelal heel moeilijk. Er is echter één ding, dat in die moeilijke jaren steeds meer tot ons sprak naarmate wij de bevrijding dich terbij zagen komen en dat was de eenheid, het begrip voor elkander, de verhouding tot elkan der, de wil tot samenwerking, kortom de ver houding van mens tot mens. De scherpe tegen stelling tussen rangen en standen scheen voor het grootste deel van ons volk geheel te zijn vervaagd en hoewel bewust van de plaats, welke wij in het maatschappelijk leven in namen. was er een verhouding, welke voor de opbouw van ons geteisterde vaderland de beste belofte inhield. Niet gaarne zouden wij beweren, dat deze goede verhouding thans ge heel verdwenen is, doch we menen wel te mogen constateren, dat maar al te dikwijls een herinnering nodig is. De Opbouw-Contact-Avond, welke op 26 Februari j.l. in de Riviéra-hal was belegd, had in de eerste plaats tot doel, aan ons allen van hoog tot laag duidelijk te maken hoe wij door opbouw van onszelf tot een betere verhou ding met onze medemensen kunnen komen, waardoor het welzijn van ons gehele volk wordt gediend. Te veel overheerst bij ons allen zoals de eerste spreker, Zijn Eerwaarde Pater M. Bogaartz S.J. het zo treffend naar voren bracht het hebben en het niet willen geven. Wij moeten leren te geven, te dienen, niet in de betekenis van het zich slaafs onderwerpen, maar in die van zich vrijwillig instellen op onze medemensen. Deze innerlijke opbouw is moeilijk, doch noodzakelijk om de verhouding van mens tot mens te maken tot wat zij behoort te zijn. Zijn Weleerwaarde Ds. O. T. Hijlkerna besprak deze verhouding en bracht daarbij o.a. naar voren wat in ons land reeds thans wordt gedaan om hen, die geroepen zijn leiding te geven, ervan te doordringen, dat in de eerste plaats een goede verhouding van mens tot mens aanwezig moet zijn om begrip voor elkan ders moeilijkheden te hebben. Zijne Excellentie Minister Ir. H. Vos, wees erop hoe door deze innerlijke opbouw en een betere verhouding van mens tot mens wij van zelf zouden komen tot een nationale opbouw, zowel in geestelijke als materiële zin. Het was een zeer leerzame avond. De alge hele stilte in de zaal was het bewijs, dat de sprekers met intense aandacht werden gevolgd. Mogen wij hopen, dat het ook deze avond weer uitgestrooide zaad wortel zal schieten. Te mogen medewerken aan de ophouw, zoals deze ons op 26 Februari j.l. is geschetst, moet voor ons allen een zaak van eer en plicht zijn. C. K. (Vervolg) We blijven hier echter niet bij stilstaan, want we zijn nog steeds niet aan het einde van onze rondgang. Gaan we over de verkeersweg, langs goed aangelegde perken en veel groen, dan zien we alras weer een grote hal, als het ware tegen een groene achtergrond aangedrukt. Aan de rechterzijde geflankeerd door alweer kranen en schepen. Deze hal is het laatste doel van ons uitstapje. Treden we de grote deur binnen, dan is het net of we in een groot uurwerk terecht zijn gekomen. Je ziet draaiende schijven, zowel horizontaal als verticaal, op en neer en heen en weer gaande bewegingen, grote en kleine tandraderen, daarboven talloze kranen, welke, groot en klein, hun eigen weg gaan. De gedachte in een groot uurwerk terecht te zijn gekomen" is nog niet eens zo slecht. Het moet hier wel een heel goed lopend uurwerk zijn, om alles op tijd en in de juiste volgorde te doen geschieden. Als hier iets verkeerd zou gaan, dan zou in een minimum van tijd de organisatie in de war lopen en in gevaar worden gebracht. Wat gepaard zou gaan met veel narig heid en verlies. Alleen door dit te overdenken, moet men al bewondering hebben voor de har monie, welke hier is geschapen. Alles heeft hier zijn afgemeten en toegewezen plaats, zo wel mens als machine. Voor overdaad is hier geen ruimte. Hier vindt men, waar het oog ook heen gaat, steeds nieuwe doorkijkjes, welke elk op hun beurt de aandacht vragen. Eerst komen we langs machines met horizontaal draaiende schijven, klein, groot en heel groot, net als op een kermis. Dan weer komen we langs machines in diverse afmetingen met verticaal draaiende schijven. Op al deze schijven is een werkstuk gespannen, waaraan de nodige vorm en lijn wordt gegeven. Ook machines met rechtlijnige bewegingen worden hier gebezigd om aan het werk een gestrekte vorm te geven. Door dit werkelijk te aanschouwen, worden we ruim schoots beloond. Hier vindt men harmonie van cirkel en lijn, waaraan we ons oog naar harte lust kunnen overgeven. Een onbekende dichter heeft gepoogd, dit in onderstaand gedicht uit te drukken: Wanneer mijn draaibank danst en snort, En 't staal tot spaanders krult, Dan zwijgt in mij de stem die mort Van bitter lot en ongeduld. Dan zie ik hoe voor deze vuist. Het hard en koude ijzer wijkt. Dan weet ik waar de wil naar bruist. De felste tegenstand bezwijkt. Zoals ik uit het dood metaal, Hier moer en schroef en beeld formeer. Zo vorm ik door rpijn wil van staal, De wereld om en triomfeer. Ik wil! En winnen zal wie 't waagt! Niet hij, die hier mort en klaagt. Mijn draaibank gaat, het ijzer breekt! Hoor hoe het sniert. Mijn wil die spreekt! Wat hier in details wordt klaargemaakt, vindt verderop zijn bestemde plaats. Waar alles, als delen uit een mecanodoos, ons welbekend uit onze kinderjaren, in elkaar wordt gezet. Alles moet hier passend en sluitend zijn, dus mag aan de onderdelen niets mankeren. Een afge werkte motor staat reeds klaar om overge plaatst te worden in het schip, waarvoor hij is bestemd. Dit werkstuk geeft ons enig idee, welke ruimte het in een schip moet innemen. Terwijl deze ruimte slechts een klein gedeelte is van de hele inhoud. Dit hebben we kunnen zien op de „Westerdam". Hier krijgen we een denkbeeld van de grootheid van een schip. Verder gaande komen we in een andere afde ling, waarvan de inhoud op ons de indruk

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1948 | | pagina 1