NIEUWS
18
stugger en minder buigzaam zijn dan de ba
leinen van de „echte" walvissen, hierboven
genoemd. De lengte overtreft één meter nooit.
Aan de baleinen kan men de soort walvis
herkennen. De kleuren zijn zwart, grijs,
blauwgrijs met gele strepen of witgeel. Door
dat de bloedvaten van de huid zich een eind-
weegs in de balein voortzetten, kunnen verse,
witgele exemplaren een min of meer rode
tint vertonen.
Voortplanting en groei.
Paring en geboorte vinden in zee plaats; bei
de zijn, althans van enige soorten, waarge
nomen. De draagtijd loopt van 10 tot 12
maanden en het jong is in verhouding groot
en zeer ontwikkeld. Van bruinvis en tuime
laar heeft men de geboorte gezien en van de
laatste zelfs gefotografeerd! Dat gebeurde in
Florida, waar in een zeer groot aquarium van
beton al jarenlang tuimelaars worden gehou
den. Het is aan Dr. F. S. Essapian gelukt de
geboorte en het zogen op foto's vast te leggen.
Kop- en staarl-ligging komen beide bij de ge
boorte voor. Bij de vinvissen beeft men dik
wijls kopligging en bij de bruinvis en tuime
laar juist staartligging. Het jong volgt de
moeder lange tijd en wordt ook langdurig ge
voed. De groei in de jeugd is zeer snel, bij
de grootste soorten een paar centimeter per
dag. Zij kunnen jaren oud worden, al naar de
Hidde Dirk Kat, Commandeur van „De juffrouw Klara';
portret uit zijn journaal. Zie tekst.
soort. De juiste leeftijd is zeer slecht bekend.
Dat de grootste soorten 100 jaar en meer zou
den worden, is een fabel.
Voorkomen.
In alle zeeën komen walvisachtigen voor, dik
wijls in scholen. Enkele soorten leven in grote
rivieren en nabij de uitmonding in zee, dus
in zoet en/of in brak water. Zo kent men
dolfijnachtigen in de Ganges, Amazone en La
Plata. Eén soort leeft in een binnenmeer, bet
Toeng Ting meer, in het gebied van de Jang-
tse-kiang rivier in China, 600 mijlen vanaf
zee!
Sommige echte zeesoorten kunnen toevallig
zeer ver rivieren op zwemmen. Zo kent men
een zwaardvis of orka, die de Rijn op zwom
tot Keulen. Bruinvissen zijn gevonden bij
Venlo in de Maas en bij Parijs in de Seine,
ja in de grachten van Amsterdam. Tuime
laars zijn in Februari 1941 gevangen in de
Biesbos en bij Woudrichem. Dergelijke zo
ver afgedwaalde individuen bereiken zelden
of nooit meer de zee. Zij worden bijna altijd
gevangen en afgemaakt.
Van bruinvissen, pot- en vinvissen is bekend,
dat zij een trek uitvoeren langs vaste „wegen".
In het najaar komen geregeld vinvissen in de
Noordzee voor. Bij stormweer, vooral uit bet
Noordwesten, kan dan een exemplaar aan
spoelen, zoals op onze kust ook meermalen is
gebeurd.
Vooral de nabijheid van zandige, vlakke kus
ten, kan de dieren noodlottig worden. Stran
den zij, dan sterven ze spoedig, omdat hun
lichaam door de zwaarte in het zand zakt,
de longen worden dan ingedrukt, waardoor
ze stikken. Is de ondergrond waarop ze te
rechtkomen hard en rotsig, dan kunnen ze
nog enige uren in leven blijven.
Wat wij weten van de walvisachtige dieren is
te danken aan de walvisvaart, vroeger en nu,
en bovenal aan de gestrande soorten. In vele
musea in ons land, te Amsterdam (Artis), te
Leiden (Rijksmuseum van Natuurlijke Histo
rie), te Utrecht (Zoölogisch Museum der Uni
versiteit), te Rotterdam (Museum van bet
Erasmiaans Gymnasium en bet Natuurhisto
risch Museum) enz. zijn heel wat skeletten en
materiaal van vele soorten bewaard, dat voor
studie en voorlichting van bet publiek ge
bruikt wordt.
Sedert veertig jaar worden zo goed mogelijk
de strandingen op onze kust genoteerd, die
telefonisch, telegrafisch en per post worden
gemeld. Maatregelen tot berging kunnen dan
worden genomen, foto's worden gemaakt, be
langrijke delen worden bewaard enz. Zo is
sedert 1914 onze kennis van deze dieren goed
vooruitgegaan, maar toch gaat er ook nog