19
(föï) NIEUWS
weieens belangrijk mate
riaal verloren door on
kunde, niet melden of
onverschilligheid. In 1931
kenden wij in Nederland
17 aangespoelde soorten;
nu, 1954, is dit aantal ge
stegen tot 21 soorten. Dat
er nog soorten bij kun
nen komen staat vast, ge
zien de vondsten in ande
re landen om de Noordzee.
De oude Nederlandse wal
visvaart plm. 1600- 1865.
Wanneer men precies met
de walvisvaart is begon
nen is niet bekend. Aanvankelijk zal men
zich tevreden gesteld hebben met aange
spoelde exemplaren en eerst later is men
nabij de kusten begonnen de dieren aan te
vallen in zee. Noren, Normandiërs, Vlamin
gen en weldra ook de Basken waren in de
10e en 11e eeuw er mede doende. De Basken
hebben enige eeuwen vanuit hun land in de
Golf van Biskaje en later ook veel verder in
zee de vangst bedreven. In het stadszegel van
Baskische plaatsen komt een walvis voor, een
bewijs, dat de vangst van betekenis was.
In 1372 verschenen Basken hij de mond van
de St. Laurensstroom in de buurt van New-
Foundland. Een 200 jaar later oefenden ruim
300 schepen uit Engeland, Frankrijk, Spanje
en Portugal daar de walvisvangst uit. Ook in
de wateren rondom IJsland en Groenland
werd in de 16e eeuw gevangen. De Basken,
die de meeste ervaring hadden, leerden an
deren het bedrijf en zij bleven tot in het mid
den van de 17e eeuw een belangrijke rol spe
len. Ook de Nederlanders waren hun leer
lingen.
De grote opbloei van de vangst werd inge
luid door de ontdekking van Spitsbergen in
1596 door de tocht van Barendsz, Heemskerk
en de Rijp, die de Noordoostelijke zeeweg
naar Indië zochten, een reis, die uitliep op
de overwintering op Nova-Zembla. De wal-
visgronden rondom Spitsbergen brachten de
Hollanders ertoe daar in de omtrek te gaan
vangen en al heel spoedig voegden Engelsen,
Denen, Fransen en Duitsers zich bij hen. In
1612 gingen twee Nederlandse schepen uit ter
walvisvaart, in 1613 kwamen zes Hollandse
schepen bij Spitsbergen, terwijl even later, in
1614, in Nederland een vereniging, „de
Noordsche Compagnie', werd opgericht om
de belangen van alle deelnemers te beharti
gen. De Compagnie kreeg bet monopolie voor
fle vangst in een bepaald gebied en hand over
hand nam het bedrijf toe. In 1619 stichtten
Huis van een Commandeur van de walvisvaart op Ameland, dorp Nes.
Dubbele richel in de voorgevel. Zie verder tekst.
de Hollanders op Spitsbergen de plaats
Smeerenburg, waar traan werd gekookt, de
schepen een goede ligging hadden en waar
des zomers enige duizenden walvisvaarders
woonden in houten huizen, zgn. tenten,
's Winters was Smeerenburg verlaten, maar in
Mei en Juni begon de drukte en het verkeer
weer. Ook op Jan Mayen had men een der
gelijke nederzetting.
De concurrentie met andere naties gaf her
haaldelijk grote moeilijkbeden, vooral met de
Engelsen en de Denen, maar de Hollanders
handhaafden zich en waren jarenlang in vele
opzichten de baas.
„De Noordsche Compagnie" was in verschei
dene zgn. kamers verdeeld, naar de aange
sloten steden en zo sprak men van de kamer
van Amsterdam, die van Rotterdam, Delfs-
haven, Vlaardingen, Hoorn, Enkhuizen, de
Rijp, Middelburg, Vlissingen enz. Onderlinge
naijver en twisten maakten, dat de vergun
ning van de Compagnie voor het vangen ten
slotte niet meer werd verlengd en in 1642
werd zij opgeheven. De vangst was toen dus
voor alle Nederlanders vrij en een grote op
bloei was bet gevolg. In 1667, 25 jaar na 1642,
was het aantal walvisvaardersschepen vervijf-
tienvoudigd.
De geschiedenis van „De Noordsche Compag
nie' is in 1874 uitgegeven in een bekend
boek, geschreven door Mr. Dr. S. Muller Fzn.
In 1680 bestond onze walvisvloot uit onge
veer 260 schepen, bemand met 14000 koppen.
Van 1619-1719 werden jaarlijks 160-240
schepen uitgerust. In 1684 lagen alleen in het
IJ voor Amsterdam 246 driemasters gereed
om ter walvisvaart te gaan. In 1697 lagen in
de Klokbaai op Spitsbergen 192 walvisvaar
ders, waaronder 121 Hollandse, 54 uit Ham
burg, 15 uit Bremen en 2 uit Emden. De to
tale vangst bedroeg in dat jaar 1888 dieren!
Dat waren in hoofdzaak Groenlandse walvis
sen en Noordkapers. Men leze blz. 407 in