NIEUWS
4
Het Wilhelmus klonk
schip tot een gebeurtenis-arme, dan wel tot
een avontuurrijke wisselvallige loopbaan kan
leiden. En dat deze laatste aan de „Willem
Barendsz II" is voorbestemd, daarvan kunnen
wij wel verzekerd zijn.
Het is mede daaraan, Mevrouw Mansholt, dat
de door U zoeven met succes verrichte han
deling o.m. haar betekenis ontleent. U hebt
met het doorsnijden van de draad, welke het
schip met zijn geboorteplaats verbond, de
gang der gebeurtenissen in beweging ge
bracht, welke de „Willem Barendsz II" op
zijn toekomstige loopbaan beschoren zal zijn.
Laten wij vertrouwen, dat de Voorzienigheid
het goede met schip en bemanning voor heeft
en daarbij hopen, dat de naam en de goede
wensen, welke Gij het schip op zijn eerste
reis hebt meegegeven, het een even voorspoe
dig bestaan mogen verzekeren als aan zijn
voorganger en naamgenoot is ten deel ge
vallen.
Mevrouw Mansholt,
Mede namens mijn collega's dank ik U recht
hartelijk voor het aandeel, dat U in de ge
beurtenis van heden hebt gehad, een gebeur
tenis, welke niet alleen voor rederij en werf
zeer belangrijk is, doch welke eveneens voor
het gehele Nederlandse Volk van grote bete
kenis genoemd kan worden. Het ligt niet op
mijn weg over de motieven uit te wijden, wel
ke Regering en rederij tot de bouw van de
„Willem Barendsz II'' hebben bewogen.
Deze zullen, daarvan ben ik overtuigd, door
een ieder, die de Nederlandse Volkshuishou
ding ter harte gaat, worden toegejuicht.
Wel wil ik de aandacht vestigen op de ideële
waarden, welke naast de zuiver economische
belangen met de bouw van deze walvisvaar
der in verband staan.
Economisch gezien bevinden wij ons in een
periode van welvaart en „full employment".
Sociale en economische zorgen zijn tot een
minimum teruggebracht, de meerderheid van
de bevolking is verzekerd van een lonende
werkkring en van een strijd om het bestaan
in algemene zin kan ternauwernood meer
worden gesproken.
Het leven van de doorsnee burger bevindt
zich in rustige baan. Alles tezamen omstan
digheden, waarover men verheugd en dank
baar zal moeten zijn, indien zij niet de kiem
in zich bergen van verslapping en morele
teruggang, waarvan menig sprekend voor
beeld in onze vaderlandse geschiedenis is aan
te wijzen, ook al zal men dienen te erkennen,
dat de menselijke weerstandskracht met de
maatschappelijke evolutie is meegegroeid.
Vergelijkt men nu met de boven geschetste