NIEUWS
2
ander aanzien gaven, tot een nationaal re-
creatiebezit, waardevol en onmisbaar voor de
snel groeiende bevolking.
Hoogtepunt in dit landschappelijk Gelders
schoon vormt de Veluwe, terrein van sagen
en legenden, gevormd in en door een onge
repte natuur. De dichter Gerrit Achterberg,
vertoevend in het Veluwse plaatsje Huls
horst, werd daardoor geïnspireerd tot het
volgende prachtige gedicht:
Hulshorst, als vergeten ijzer
is uiv naam, binnen de dennen
en de bittere coniferen,
roest uw station;
ivaar de spoortrein naar het noorden
met een godverlaten knars
stilhoudt, niemand uitlaat
niemand inlaat, o minuten,
dat ik hoor het weinig waaien
als een oeroude legende
uit uw bossen: barse bende
rovers, rans en ruw
uit het witte veluwhart.
Het ligt voor de hand, dat zich in onze tijd
en in ons beknopte land vol „grondhonger"
tegenkrachten hebben gevormd, die de ern
stige bedreiging van dit brok natuurschoon
met voortvarendheid trachten af te wenden.
Eén daarvan is de stichting Het Nationale
Park de Hoge Veluwe.
In het hart van de Veluwe, gelegen tussen
Schaarsbergen, Otterlo en Hoenderloo, vormt
dit „veilig gestelde" landschap van ongeveer
5500 ha, in zijn soort een der mooiste van
ons land, een bonte mengeling van de
voortbrengselen der natuur. Bos in velerlei
soort en allerlei stadia, heidevelden met hon
derd en één soorten planten, bloemen en
kruiden, stuifzanden als steppen, en in en
over dat alles heen een hoogst merkwaardig
dierenleven van mier tot edelhert.
Deze Hoge Veluwe werd ook cultuurmonu
ment: het Rijksmuseum Kröller-Müller is er
gevestigd met de beroemde van Gogh-expo-
sitie; Berlage bouwde er het jachtslot St.
Hubertus en binnen niet al te lange tijd zal
er volgens recente persberichten een perma
nent openluchtmuseum van beeldhouwkunst
verrijzen.
De Achterhoek (deftiger Graafschap gehe
ten) en de Lijmers, beide minder bezocht
dan de Veluwe, maar toch elk jaar meer be
reisd en in trek, zijn meer gecultiveerd, min
der Veluws-woest en toch van een uitzonder
lijke bekoring voor de bezoeker. In deze
streek van zeer oude bewoning treft men een
overvloed van prachtige bossen aan; kleine
riviertjes en beekjes tooien het landschap.
Overoude wegen, hessenwegen, doorlijnen de
historische bodem. Karakteristieke stadjes en
dorpjes tonen fraaie gevels en schilderachtige
straatjes. Van de Gelderse kastelen - graag
gezien en veel bewonderd - strekken hier de
meeste hun tinnen in de lucht.
Het land van de kersen, zó kent de Hollan
der het gebied der grote rivieren. Hij noemt
daar alles de „Betuwe", maar de Betuwnaar
woont alléén in de streek tussen Rijn, Lek
en Waal tot Tiel, Buren en Zoelmond. In de
rest van dit rivieren- en fruittuinenland lig
gen nog andersgenaamde streken, elk met
hun eigen aard.
Wat doet de naam er overigens toe: het land
is met zijn brede glinsterende linten der ri
vieren, zijn uiterwaarden, de verrassend slin
gerende bandijken, zijn dorpjes als speel
goed vanuit de verte, de welvarende liave-
zathen en zijn bongerds van een zeer aparte
verrukkende schoonheid.
Te weinigen nog hebben met dit oord van
Gelre kennis gemaakt. Op bloesemdagen per
sen zich bussen, vol met naar lente verlan
gende mensen, langs de geijkte wegen, maar
vacantiegangers, die enige dagen blijven,
zal men er weinig treffen. De streek wordt
even „aangedaan" langs de rechte wegen,
die over de grootse rivierbruggen heen Noord
en Zuid verbinden.
Wist U, dat dit gebied, gehouden voor een
zeer vruchtbare streek - het stond in het
schoolatlasje - ongeveer 40.000 ha zgn. kom-
gronden telt, uiterst zware onbewoonbare
rivierkleigronden, die tot de slechtste grond
van Nederland moeten worden gerekend?
Reeds jaren wordt met kracht gestreefd naar
cultivering van dit troosteloze en verkom
merde gebied. De dwingende noodzaak van
opvoering van de bodemproductiviteit en de
omstandigheid, dat boerenzonen bij gebrek
aan land moeten emigreren, maken de oplos
sing van het probleem nog meer urgent.
Gaat U even mee, nog steeds tussen de rivie
ren, in de richting van de Duitse grens? U
passeert Nijmegen, bovenop een heuvelrug,
een der oudste steden van ons land. De stad
is naar het Oosten, in de richting van het
Rijkswoud, versierd met beboste heuvels en
romantische dalen.
Dit, het landschapsschoon, is, zo beweerde ik
straks, kenmerkend voor Gelderland. Ik heb
er over geschreven in een dusdanig bestek,
dat de onvolledigheid de kenner van deze
streek wel bijzonder in het oog moet vallen,
en verder... mijn taal vermag de fraaiheid
van dit gewest zelfs niet bij benadering tot
uitdrukking te brengen.