VJ|) NIEUWS
24
Regeling voetgangersvraagstuk op handen
Bescherming op speciaal aangeduide zebra-
oversteekplaatsen
A.N.W.B. waarschuwt: voor goed verloop is
samenspel" der verkeerssoorten onontbeerlijk
Het voetgangersvraagstuk zal binnenkort -
vermoedelijk reeds voorjaar 1956 - wettelijk
geregeld worden. De Minister van Verkeer
en Waterstaat heeft onlangs de te verwach
ten regelingen op dit gebied ter publicatie
vrij gegeven.
Dit betekent, dat uiteraard in bet Nederlandse
verkeersbestel een nieuw element zijn intrede
doet. De positie van de voetganger, de oudste
verkeersdeelnemer, krijgt een scherpere om
lijning, nu zijn veiligheid bij oversteekma-
noeuvres in bepaalde gevallen door wette
lijke waarborgen omgeven zal worden.
De voetganger heeft in bet verkeer de oudste
rechten en daarom staat met een enkele
restrictie - de autosnelwegen - de openbare
weg te zijner beschikking, uiteraard onder
voorwaarde, dat hij van dit voorrecht een
redelijk en verstandig gebruik maakt.
In een geordende samenleving mag worden
verwacht, dat op de openbare weg, zijnde de
bedrijfsruimte voor het verkeer, de andere
verkeersdeelnemers en met name de bestuur
ders van voertuigen rekening houden niet al
leen met eikaars belangen, doch ook gezamen
lijk met die der voetgangers. Men dient te
beseffen, dat de voetganger, niet beschermd
in het stalen omhulsel van een voertuig, bij
zonder kwetsbaar is en een aanrijding vrijwel
steeds door hem met de dood of met zwaar
lichamelijk letsel wordt betaald! En vooral
dient men ervan doordrongen te zijn, dat
kinderen het gevaar niet beseffen en oude
ren het niet meer kunnen ontwijken.
Uit het laatstverschenen speciaal-onderzoek
van het C.B.S. naar de aard der ongevallen,
dat het jaar 1952 behandelt, blijkt dat in
dat jaar 346 voetgangers om het leven kwa
men, waarvan er 161 beneden 9 jaar waren
en 94 van 65 en ouder. Deze cijfers spreken
voor zich zelf.
Het oversteken van de rijweg is een hande
ling, die voor de voetgangers op een zeker
moment onvermijdelijk is; het is noodzake
lijk, dat zij dit met een naar omstandigheden
redelijke en aanvaardbare veiligheid kunnen
verrichten.
Indien men nog eens even de ongevallensta
tistiek 1952 beziet, dan blijkt, dat 64 der ge
dode voetgangers van achter een vervoermid
del of een ander groot object te voorschijn
kwamen en daarbij door een voertuig werden
gegrepen. In het verkeer is stellig een zeer
grote mate van voorzichtigheid en oplettend
heid noodzakelijk en zij, die daarin tekort
schieten moeten hiervoor belaas vaak zwaar
boeten.
Er blijven echter nog 166 doden, die als voet
gangers „op andere wijze" - zij het, gezien
de geanaliseerde ongevallen, in verreweg de
meeste gevallen geenszins met inachtneming
van de vereiste voorzichtigheid - overstaken.
Hiervan waren 82 jonger dan 14 jaar en 77
ouder dan 50 jaar! Onder deze 82 bevonden
zich een aantal op de rijweg spelende kin
deren. De middengroep (15-49 jaar) telde
„slechts 7 slachtoffers, die de rijbaan over
stekend door een vrachtauto (4), personen
auto (2) of autobus (1) werden gegrepen.
Gezien het feit, dat de voetgangersoversteek
plaatsen slechts een fractie uitmaken van het
totale voor het oversteken beschikbare weg-
oppervlak, kan men er van overtuigd zijn.
dat de reglementering van het oversteken
door voetgangers bet wezenlijke verkeersge
vaar voor deze categorie weggebruikers niet
zal doen verminderen. Men diene dus geen al
te grote verwachtingen te hebben ten aanzien
van de resultaten van de op handen zijnde
regeling, welke overigens in het algemene be
stel van de wegenverkeerswetgeving stellig
thuisbehoort.
Terecht beeft de A.N.W.B. steeds waarde ge
hecht aan een ordelijk, d.w.z. geconcentreerd
oversteken, omdat hiermede de verkeersaf
wikkeling en -veiligheid in algemene zin wor
den bevorderd en de Bond heeft dan ook
als eerste propaganda gemaakt voor de mar
kering van voetgangersoversteekplaatsen met
het „zebra"-patroon.
Sinds het Engelse Road Research Laboratory
op grond van uitvoerige proefnemingen dit
patroon als bet voor het verkeer duidelijkst
waarneembare en voor de voetganger als
psychologisch meest geschikte heeft gekozen,
heeft de Bond onophoudelijk de „zebra" als
aanduiding voor voetgangers- maar ook wiel
rijdersoversteekplaatsen gepropageerd en in
zijn verkeersadviezen tot uitdrukking ge
bracht. Hiermede is een eerste stap in de
goede richting van een uniforme aanduiding
in het gehele land verkregen en zijn dui
zenden oversteekplaatsen op deze wijze aan
gegeven.
Zij die ooit vertrouwen hadden, dat ter plaatse
van die „zebra's" enigermate correcte om
gangsvormen tussen de weggebruikers zouden
kunnen ontstaan, hebben zieh op de mentali
teit van de gemiddelde verkeersdeelnemer
echter lelijk verkeken.
De voetgangers blijven oversteken op de wijze
en plaats die hun goeddunkt, de opgeschoten
jeugd vaak met opzet tergend langzaam, het
gemotoriseerde verkeer en de wielrijders