25 (SJ|) NIEUWS trekken zich van de „zebra's" niets aan en dwingen de voetgangers óf langdurig te wach ten, óf ijlings opzij te springen. De buitenlandse toerist heeft, mót of zonder voorschriften op dit punt, een van heel wat meer verkeersfatsoen getuigende opvatting en het is beschamend zijn commentaar op het Nederlandse verkeer te moeten horen! Erkend moet stellig worden, dat buiten onze grenzen het verkeerssamenspel bij en öp de „zebra's" op veel meer faire wijze en volgens de regels plaats vindt en het werd inderdaad hoog tijd, zo meent de A.N.W.B., dat ons land - dan maar via de wetgever - op dit ge bied eens orde ging stellen. Beschermde oversteekplaatsen De meest essentiële der thans te verwachten regelingen komen in het kort neer op het volgende 1. De zgn. „beschermde" voetgangers over steekplaats is als „zebra" uitgevoerd en voorzien van palen met oranje bollen, voor zien van een knipperlicht. 2. Indien dergelijke oversteekplaatsen bij een door verkeerslichten geregeld kruis punt zijn gelegen, zullen, zo lang de ver keerslichten werken, de knipperlichten en de oranje bollen buiten werking zijn om ver warring te voorkomen. 3. Er kunnen ook afzonderlijke lichtsigna len voor voetgangers worden gebezigd, waarbij groen licht betekent dat men kan oversteken en rood licht dat men dit niet mag doen. 4. Bestuurders van voertuigen en trams die nen een beschermde voetgangersover steekplaats met matige snelheid te naderen, teneinde zo nodig er vóór te kunnen stoppen. Van belang is hier, zo merkt de A.N.W.B. op, dat de voetgangersoversteekplaatsen in bepaalde wegen en straten, waar sneller dan normaal binnen de bebouwde kom wordt ge reden, een snelheidsverminderende invloed zullen hebben. Voorts heeft de tram eeti deel van zijn absolute voorrang moeten prijs ge ven. 5. Het voorbijrijden van voertuigen en trams welke stilstaan voor een voetgangersover steekplaats is verboden. 6. Het oprijden en kruisen van een voet gangersoversteekplaats mag slechts zó ge schieden, dat de voetganger, die zich op de „zebra" bevindt, niet - ontoelaatbaar - gehin derd wordt. Dit is zeer vérgaand, zo meent de A.N.W.B. Het oprijden van een „zebra" waarop zich een aantal voetgangers bevindt, is practisch onmogelijk zonder te hinderen. Het rijdend verkeer kan hierdoor, indien de voetganger geen verkeersbegrip heeft en rustig manne- tje-aan-mannetje blijft doordruppelen, grote stagnatie ondervinden. 7. Op „geregelde" kruispunten mag het rechts- en linksafslaan, waarbij dus een voetgangersstroom wordt gekruist, slechts zo danig geschieden, dat de voetganger niet in gevaar wordt gebracht. Met andere woorden: in deze gevallen is het voorzichtig „boren", zich een weg verschaf fen dus, toegestaan. 8. Voor begrafenisstoeten, militaire kolon- nes, politie en brandweer zijn uitzonde ringsbepalingen. 9. Het parkeren binnen vijf meter afstand van een voetgangersoversteekplaats is ver boden. Deze bepaling is ingesteld met het oog op het uitzicht van het rijdend verkeer op de over stekende voetganger. 10. Het gebruik van de weg door voetgan gers (Art. 40 W.V.R.) is nauwkeuriger om schreven. Onder meer is het linkshouden op verharde, voor het verkeer met motorrijtui gen openstaande wegen waarlangs geen voet paden zijn, verplicht gesteld. Deze aanvulling acht de A.N.W.B. zeer be langrijk. Het aantal rechtslopende voetgan gers, dat bij duisternis wordt aangereden, is verhoudingsgewijs hoog. De voetganger, die meent dat de voertuigbestuurder hem wel in het licht der koplampen zal zien, vergist zich. De veelal donker geklede menselijke gedaante op de weg, valt bij nacht te laat op 11. Binnen een afstand van 50 meter van een „beschermde" voetgangersoversteek plaats, dient de voetganger van de voetgan- gersoversteekplaats gebruik te maken. Een goed te handhaven en begrijpelijke be paling, aldus de A.N.W.B., welke de veiligheid op de weg en de efficiency van de oversteek plaats verhoogt. 12. Een beschermde voetgangersoversteek plaats mag slechts worden betreden, in dien een voertuig of tram zich nog op zo danige afstand bevindt, dat het redelijker wijs is aan te nemen, dat binnen die afstand gestopt kan worden. Deze bepaling heeft ten doel te beletten, dat de voetganger op het uiterste nippertje vlak vóór het voertuig probeert over te steken. 13. Een beschermde oversteeksplaats mag niet meer worden betreden, indien 12 of meer voertuigen, waaronder fietsen, vóór de oversteekplaats stilstaan. Er moet aldus een moment komen waarin de balans weer naar de andere zijde doorslaat en ook het rijdend verkeer weer rechten kan doen gelden. De gevonden oplossing doet wat theoretisch aan; op het getal twaalf en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1956 | | pagina 27