c J HOE KOMT EEN WET TOT STAND? Een stukje geschiedenis en een bezoek aan de Tweede Kamer NIEUWS 4 candid aten veel succes toewenste. Het resul taat van het examen bleek zodanig, dat aan alle candidaten het getuigschrift kon worden uitgereikt, en wel aan de heren J. Assenberg, A. J. Etman, G. v. Ham, G. P. v. d. Horst, A. B. W. Jansen, J. C. Marcus, P. Meulendijk, O. Rosendaal, A. M. Rou- kema, J. W. v. d. Vliet, J. v. d. Wouden en G. A. Zwaaneveld. Tot slot bracht de heer van Ham namens zijn collega's dank aan de Directie voor de hun geboden gelegenheid en voor de genoten opleiding. De heer van Meggelen dankte hierna allen voor hun aanwezigheid. J. Koppe. De wetgevende arbeid staat momenteel - meer wellicht nog dan anders het geval is - in het middelpunt van de publieke belangstelling. De strekking der in behandeling zijnde wets ontwerpen vormt daartoe ook zeker aanlei ding. Nagenoeg iedereen interesseert zich bij voorbeeld - ook al is de pensioengerechtigde leeftijd nog ver - voor de inhoud van het wetsontwerp der algemene ouderdomsvoor ziening. In het onderstaande willen wij de lezers nu een overzicht bieden van de gang van zaken bij het tot stand komen van een wet en wat daarbij zo al te pas komt. door H. M. Bosland ec. drs. Laten wij beginnen met een stukje geschie denis. De Republiek der Vereenigde Nederlanden (1588- 1795) was een samengestelde staat. In 1579 werd bij de Unie van Utrecht een ver eniging van verscheidene staten tot stand ge bracht, een zogenaamde statenbond. De sou- vereiniteit bij de zelfstandige onderdelen bleef bestaan en de centrale overheid kon geen rechtstreeks gezag over de burgers der deelstaten uitoefenen. Die oude Staten-Gene- raal was daardoor wel een geheel ander li chaam dan onze tegenwoordige Eerste en Tweede Kamer. In 1798 werd ons land een sterk gecentrali seerde eenheidsstaat. Na de verdrijving der Fransen kwam er in 1814 een „Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden" tot stand. Deze Grondwet was ontworpen door een com missie onder voorzitterschap van Gijsbert Ka- rel van Hogendorp en werd, na de samen voeging van Noord- en Zuid-Nederland in 1815, gevolgd door een herziene Grondwet, de „Grondwet voor het Koningrijk der Ne derlanden". Nadien is deze Grondwet nog verscheidene malen gewijzigd. De Grondwet is de hoogste wet en zij regelt de inrichting en bevoegdheden der voornaam ste staatsorganen, de gezagsverhoudingen en de grondrechten van de burgers. Ons regeringsstelsel is dat der constitutionele monarchie, nauwkeuriger gezegd van een con stitutionele monarchie met het parlementaire stelsel. De Koning ontleent zijn macht aan de constitutie, de Grondwet, en deelt zijn macht met anderen (onder andere de wetgevende macht met het volk). De Koning (wij spreken, ook al hebben wij nu een Koningin, in overeenstemming met de Grondwet, toch uitsluitend over „de Koning") wordt in zijn taak bijgestaan door de minis ters. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. De wetgevende macht in de staat wordt ge zamenlijk door de Koning en de Staten-Gene- raal uitgeoefend. Hieruit blijkt wel duidelijk hoezeer de bevoegdheden in ons regerings- bestel onderling verweven zijn. Hiermede zijn we intussen genaderd tot de interessante vraag: ..Hoe komt nu eigenlijk een wet tot stand?" Op een goedé dag wordt door de Koning, on der verantwoordelijkheid van de betrokken minister(s), een ontwerp bij de Staten-Gene- raal ingediend, hetgeen geschiedt door toe zending aan de Tweede Kamer. Voordat het zover is, heeft zich echter reeds het nodige afgespeeld. Voorspel Op het betrokken ministerie heeft de voor bereiding door de minister en zijn ambtena ren plaats gehad. Dat betekent dat het ont werp nu eerst in de ministerraad van ver schillende kanten wordt bezien. Daarna gaat het stuk naar de Koning, die het om advies naar de Raad van State zendt. Die Raad van State vormt een eerbiedwaardig college, dat aanvankelijk bedoeld was als adviesraad van de Koning persoonlijk. Na de wet van 31 december 1861 is de Raad

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1956 | | pagina 6