G eorge Hendrik Breitner (1857-1923) is o.m. leerling geweest van Willem Maris (1844-1910), broeder van Jacob Maris. En, als ik mezelf nu even mag interrumperen: de derde broeder Maris was Matthijs (1839-1917). Een zeer bijzonder talent met een zéér bijzondere levensloop. D e schilders van het impressionistisch naturalis me gaven hun persoonlijke en directe indruk van het te verbeelden onderwerp weer, zonder daarbij te letten op nuances of onderdelen van het geval, - hier gaat het dus om de „impressie", de „per soonlijke indruk" - (en denkt u nu aan Jacob Maris, als hij op zijn vaartochten „zijn ogen dicht kneep"); bij de opvatting (de „richting") van deze schilders gold daarenboven, dat zij de natuur zo getrouw mogelijk en dus zonder idealisering weergeven - en hier handelt het dan om het „naturalisme". G eorge Hendrik Breitner was een reus onder de schilders van zijn tijd. In zijn begintijd was zijn palet somber van kleur (invloed van de Haagse School) - later werd hij helderder, feller en ook doorzichtiger van kleur. In het schilderij, dat op het omslag van dit nummer werd gereproduceerd, ziet men de plotselinge blauwe golflijn van het roer van de Belgische slof, rechts op de voorgrond; dit zal voor Breitner aantrekkelijk zijn geweest en dan, de achtergrond beheersende winterse lucht, waartegen de masten en het tuig èn de boten zo fascinerend staan. GEORGE HENDRIK BREITNER V in Jacob Maris werd ons verteld, dat hij, als het stormweer was, met een aantal vrienden op de brede rivier ging varen. In de kajuit van hun schuit waren de heren bijeen onder het genot van een voortreffelijk glas en danig „rookgetuig", druk discussiërend. Zo nu en dan ging Jacob Maris naar buiten, nam het landschap in zich op en als hij dan zijn ogen dicht kneep „was er weer een schilderij geboren". Jacob Maris behoorde tot de schilders die het „schilder achtige en romantische geval" schilderden om der wille van het schilderachtige. Zij dachten niet aan moraliseren of bespiegelen in hun kunst en, als de romantiek aanlei ding zou kunnen geven tot enigerlei strekking, dan was er vrijwel altijd sprake van sentimentaliteit. Jacob Maris (1837-1899) behoorde tot de z.g. Haagse School in de Nederlandse schilderkunst, toenmaals door jongere tijd genoten ook wel de „grijze school" genoemd, dit, omdat de schilders uit de Haagse School in gedempte tonen schilderden. Breitner werkte oorspronkelijk in de geest van Jacob Maris, maar ging later behoren tot de z.g. Amsterdamse School. De schilders uit de Amster damse School onderscheidden zich van die uit de Haagse School door hun veel fellere kleuren. G. H. Breitner werd te Rotterdam geboren en overleed te Amsterdam. Hij werd voor koopman opgeleid maar kreeg, na 'n drietal jaren in de handel werkzaam te zijn geweest, tot zijn vreugde toestemming om schilder te worden. Na een voortreffelijke en veelzijdig gerichte kunst zinnige opleiding, vestigde hij zich in 1886 te Amsterdam en bleef, met een onderbreking van twee jaar (1903-1905), in de hoofdstad werken. Breitner behoorde tot de schilders van het impres sionistisch naturalisme, ja, hij was van deze rich ting in de schilderkunst zo niet de grootste, dan toch wel één der grootsten. Met Breitner moet, als zodanig, Isaac Israëls genoemd worden. Bij het laatste gedeelte van de voorgaande, wel wat lange, zin dient ogenblikkelijk te worden ge zegd, dat de lezer stellig niet mag denken aan een getrouwe copie van het onderwerp waarvan bij de fotografie sprake is. Breitner kreeg zijn eerste bekendheid door zijn ruiterstukken, werken vol beweeglijkheid en actie. Later komen de stads- en havengezichten. Vooral zijn stadsgezichten met de bruggen en de zware paarden voor de sleperswagens en de rijke stof- fages van personen (de Dam te Amsterdam bij avond!) zijn rijk van kleur en, alweer, beweeglijk gedcente. Breitner geeft vaak scherpe kleurvlakken die er uit springen en nochtans het geheel geen geweld aan doen. Hij heeft scherp geobserveerde portretten gemaakt, ik wijs slechts op dat van de actrice Mevrouw Theo Mann-Bouwmeester en het grote zelfportret, ten voeten uit. En dan zijn er zijn prachtige naakten. In zijn latere jaren komen de werken met de bouwputten en heistellingen. A Is wij van de Academie te Amsterdam naar het Centraal Station gingen, gebeurde het vaak dat wij Breitner zagen, die op weg was naar „Arti et Amicitiae" om daar zijn partij biljart te spelen. Dan stootten we elkaar aan en zeiden, vol ontzag: „daar gaat Breitner". Zó stonden de jongeren van toen tegenover Breitner. 1 y\_ rti" schonk wel eens aan studerende jonge kun stenaars, die over te weinig middelen beschikten, een zeer bescheiden „jaargeld". Eén onzer vrienden uit de klas verkeerde in penibele omstandigheden en probeerde dit jaargeld te verkrijgen. Men zei hem, dat bij „voor spraak" moest hebben. Op 'n middag kwam hij wat later op de Academie en, toen hij het klaslokaal binnen kwam, zei hij pardoes: „ik ben bij Breitner geweest om hulp te vragen". En wij, in koor: „ben je bij Breitner geweest? Wij vonden, dat hij een stunt had uitgehaald. 13 reitner maakte in zijn laatste jaren, in gezelschap van 'n drietal collega's, lange middagwandelingen. Toen ik. later, het was na Breitner's dood, bevriend raakte met één van deze drie vrienden van Breitner, vernam ik van deze schilder, dat de middagwandelingen voor Breitner niet anders gezien mochten worden dan als een vlucht, niet uit zijn werk, maar uit zijn woning. J.R.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1956 | | pagina 31