Een d
r
Verzorgd door Het Kinderblad Kris Kras te Amsterdam
-i' r is
jj i;
17
NIEUWS
DOOR TOOS BLOM
Er was eens een kaboutertje, dat zal ik het
vrolijke mannetje (vr.m.) noemen. En er was
er ook een, dat ik liet droevige mannetje
(dr.m.) zal noemen.
Op een middag kwamen ze elkander tegen en
liet vr.m. riep:
„Stop eens even! Stop eens even! Wat scheelt
er toch aan?"
Het was helemaal niet moeilijk, om te zien
dat er iets aan scheelde. Geen glansje zat er
op dat mannetje en geen glimpje er aan. Zijn
voeten deden slof, slof en alle dorre blaadjes
ritselden. Maar al was dat al een muziekje
op zich zelf, toch kwam er geen lachje op zijn
gezicht. En rimpeltjes zonder lach kunnen
er toch al zo droevig uitzien!
„Ik weet het niet," zei het dr.m. „Ik ben een
beetje bedroefd. Ik kan er niets aan doen."
Het vr.m. zei: „Maar je kunt toeli fluiten?"
„Ja, fluiten kan ik wel."
„Dan gaan we samen fluiten. Dan wordt je zo
weer vrolijk."
Nu kon dat dr.m. alleen maar droevige wijsjes
fluiten en het vr.m. kon alleen maar vrolijke
deuntjes spelen. Maar nu moet je niet denken,
dat het daarom slecht klonk! O nee! Hoor
maar:
t—
„Dank je wel," zei het dr.m. „Dat was heel
plezierig. Ik beu er helemaal vrolijk van ge
worden." Toen zuchtte hij diep en ging slof-
slof naar zijn huisje.