VAN DRIE KLEINE FREULETJES NIEUWS DOOR J. DIJKZEUL-DUMOULIN Er waren eens drie frenletjes, Angela, Belinda en Conchita. Ze woonden in een prachtige porseleinkast van puur mahoniehout en mooi geslepen glas. En die kast stond in de mooiste kamer van het kasteel Andorra. Het waren heel snoezige meisjes, die freule- tjes. Hun gezichtjes, handjes en voetjes waren fijn van vorm en ze hadden alle drie helder blauwe vergeetmenietjes-ogen. Hun rokjes waren wijd en golvend. Er waren duizenden kleine gaatjes in en juist door al die gaatjes waren die rokjes van het teerste kant. Naast hen stond een rijtuig met zes paarden bespannen. Een elegante prins stond bij een van de paarden. Alles van het fijnste porse lein. Alle bezoekers kwamen even in de porselein kast kijken. Ze knikten vriendelijk naar het hele groepje. Het zag er ook zo fijntjes en tevreden uit! En toch was het daarbinnen niet zo tevreden, als het wel leek. Koningin Rosemarijn had haar oudste dochtertje, die prinses Angri heette, gevraagd of zij iedere dag stof wilde afnemen in de porseleinkast. Ze vertrouwde het niemand anders toe. Er kon eens een stukje afgebroken worden! Dat zou jammer zijn. En tweemaal per jaar kregen ze allemaal een bad in een lekker warm zeepsopje. En dat vonden de freuletjes helemaal verschikkelijk. Ze hielden nu eenmaal niet van al dat gestof en gesop. Hoeveel de freuletjes ook van elkaar hielden, ze kibbelden toch heel vaak samen. En weet je, hoe dat kwam? Ze wilden alle drie dolgraag met die mooie prins trouwen. En dat ging natuurlijk niet. Angela zei: „Hij trouwt met mij, want hij lacht naar mij Dan zei Belinda vlug: „Vast niet hoor. Hij trouwt met mij, want hij kijkt naar mij En Conchita, die de oudste was, zei beslist: „Nee, nee, zusjeslief, ik ben de oudste en hij behoort mij!" Als Angri dan aankwam met haar stofdoek, zwegen ze gauw. Angri hoefde hun gekibbel toch niet te horen. Misschien zou zij er zich dan mee bemoeien. De prins zelf had nog nooit iets gezegd. Hij hoorde hun gekibbel maar lachend aan. Hij wachtte zijn tijd wel rustig af. Op een heel zonnige dag, toen de zon al veel stralen in de porseleinkast had laten spelen en schitteren, waren ze weer druk aan het kib belen. Het leek er niet meer op, dat ze zulke lieve freuletjes waren. Het was werkelijk heel, heel erg! Angela vond toen, dat ze het maar eens aan de prins moest vragen. Dan zou het meteen afgelopen zijn met dat gekibbel. Heel beleefd maakte ze eerst een diepe bui ging voor de prins. Toen vroeg ze: „Lieve prins Mariolando, wilt ge met me trouwen?" „Of misschien met mij, hoogheid?" boog Be linda gauw. „Pardon, ik geloof met mij, edele prins Ma riolando?" vroeg toen ook freule Conchita, die niet wilde achterblijven. 18

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1957 | | pagina 20