$i) NIEUWS
DE BETEKENIS VAN
DE BESTEDINGSBEPERKING
5
Het woord „bestedingsbeperking", dat we
elk ogenblik tegenkomen, is een nieuw woord
voor een oud begrip.
Het betekent niet anders dan dat ik niet kan
uitgeven als ik geen geld heb.
Het begrip bestedingsbeperking zal zonder
enige twijfel in de eerstkomende tijd een
grote invloed hebben op het gebeuren in Ne
derland, zowel in de publieke zaak, in de ge
meenschap van onze onderneming, als in het
gezin van elké Nederlander.
Het is een bekend feit, dat het belangrijker is
om voor een gulden iets te kunnen kopen,
dan om een gulden te bezitten. In de oorlog
had bijna iedereen guldens, maar bijna nie
mand had voldoende te eten. In elk gezin was
geld aanwezig, maar je kon er niets mee
doen. Zoals het in een gezin is, is het ook in
de gemeenschap. De Nederlandse staat kan
net zoveel papieren guldens of briefjes van
duizend laten drukken als hij wil, maar daar
voor kan die staat alleen maar iets kopen,
zolang er iemand gevonden wordt die deze
guldens wil aannemen in ruil voor datgene
wat de bezitter van die guldens zou willen
hebben.
Met andere woorden: De gulden is niets an
ders dan een middel dat de ruil van de ene
waarde tegen een andere waarde mogelijk
moet maken. Een ruilmiddel bijv. een week
werken te ruilen tegen eten, kleren, huisves
ting, etc. of 0111 bijv. onze producten te ruilen
tegen het loon dat wij moeten betalen. Bij één
ding hebben we dus allen groot belang, nl.
dat er veel mensen zijn, die het vertrouwen
hebben, dat ze met die guldens van alles kun
nen kopen, dat ze nü of later willen hebben.
Het streven van iedereen zou er dan ook op
gericht moeten zijn dat over tien of over hon
derd jaar voor die gulden precies even
veel gekocht zou kunnen worden als van
daag. Zo'n gulden noemen wij een „waarde
vaste" gulden.
Het verstoorde evenwicht.
Als we dit doordenken, is het duidelijk, dat
er een zo vast mogelijke verhouding moet
blijven tussen het aantal guldens door de re
gering gedrukt en in omloop gebracht en de
hoeveelheid beschikbare en gewenste goede
ren. Als we morgen allemaal 10 maal zoveel
guldens zouden bezitten, maar de hoeveel
heid beschikbare goederen is niet groter ge
worden, dan is elke gulden tien cent waard
geworden.
Nu is er op dit moment geen gevaar, dat de
gulden de waarde van een dubbeltje krijgt,
maar er dreigt wel het gevaar, dat die gulden
langzaam in waarde vermindert tot 95, 90,
85 cent enz. Om dat nu te voorkomen, daar
er een wanverhouding dreigt te ontstaan tus
sen het aanwezige geld en de aanwezige goe
deren, zegt de Nederlandse regering: „Beperk
uw bestedingen", m.a.w., kijk uit dat je niet
meer uitgeeft dan nodig is, of weer met an
dere woorden: „Spaar!".
Onze Nederlandse gemeenschap kan onmoge
lijk de elf millioen Nederlanders voeden, kle
den, huisvesten, etc. met datgene wat in Ne
derland wordt voortgebracht. Wij moeten
voedsel, katoen, wol, kolen, olie en noem
maar verder op, van het buitenland kopen.
De buitenlandse leverancier wil voor deze
levering wel guldens aannemen, als hij zeker
is, dat hij voor die guldens weer iets kan
kopen, dat hij wil hebben, bijv. een produkt
van ons of kleding, of dat hij met die gul
dens een Nederlandse boot kan betalen, die
voor hem goederen bijv. van New York naar
Rio de Janeiro brengt. Uiteindelijk kunnen