1 [et vergeten kerstkaarsje
21
NIEUWS
Vier en twintig kerstkaarsjes zaten
dicht opeengepakt in een doosje. Het
was daarbinnen te donker om iets te
zien, maar ze konden elkaar wel ver
staan. „Ik ben de grootste!" zei één
van de kaarsjes. Dadelijk klonk er
van alle kanten een pijnlijk steunen.
„Wat doen jullie?" vroeg de grote
kaars. „Rekken!" kreunde zijn buur
man. „Doe geen moeite, jullie haalt
me toch niet in„Dat zullen we nog
eens zienwerd er geroepen. En
iedereen deed zijn uiterste best om
groter te worden. Er was echter één
kaarsje, dat niet meedeed. Het was
wel een hoofd kleiner dan de ande
ren en het had wel begrepen, dat het
voor haar geen zin had om te rek
ken. Een hoofdlengte verschil is te
veel, dat rek je in een heel leven niet
bij. Dat kleine kaarsje stond stil in
een hoekje te luisteren. Niemand lette
op haar. „Wat doet het er toe, wie de
grootste is?" fluisterde het. „Zouden
alle kerstkaarsjes niet even belangrijk
zijn?" Maar de anderen gingen ijve
rig door met rekken en de verstan
dige woorden van het kleine kerst
kaarsje gingen verloren in het steu
nen en kreunen.
Heel lang bleven de kerstkaarsjes zo
in het donker. Maar opeens, volko
men onverwacht, werd de doos open
gemaakt. Ze konden elkaar weer zien
DOOR JEAN DULIEU
en ook een wit plafond, boven hun hoofden. Aan dat plafond
hingen prachtige hulsttakken, met glimmende, rode besjes.
Dat was erg mooi en de kaarsjes keken er een hele poos naar,
sprakeloos van bewondering. Maar toen werden ze nieuwsgie
rig naar de kerstboom en ze voelden zenuwachtig met hun
pitten naar de rand van het doosje. Doch ze konden er niet
overheen gluren. Natuurlijk begonnen ze weer te rekken. Daar
moest het kleine kerstkaarsje eigenlijk wel een beetje om
lachen en het zei plagend: „Is er dan nog niemand groot ge
noeg om over de rand te kijken?"
„Natuurlijk wel, ikriep de grootste. Meteen maakte hij een
sprong en toen gebeurde er iets verschrikkelijksDe doos
wankelde en viel met een plof van de tafel op de grond.
Krak ging het! Even was het heel stil. De kaarsjes waren
allemaal erg geschrokken, want iedereen begreep wat die krak
betekende! „Wie is het?" werd er gefluisterd. „Ik ben geluk
kig heel!" verklaarde de grootste kalm. „Ik ook, mij man
keert niets!" riep een ander opgelucht. Maar het kleine kerst
kaarsje zweeg. Het was midden door gebroken en als er geen
pit in haar lijfje had gezeten, zou ze zeker in twee stukken
uiteen gevallen zijn.
Het doosje werd opgeraapt en de kaarsen werden er één voor
één uitgenomen. Nu zagen ze de kerstboom en wat was hij
prachtig! Aan zijn takken hingen glinsterende bollen en snoe
ren, engelenhaar en kerstkransjes! En er waren vier en twintig
kaarsenhoudertjes. Daar werden de kerstkaarsjes nu ingesto
ken en ze waren erg blij, dat ze nu hun plaats van bestemming
hadden bereikt. „Er is er één gebroken," sprak een mensen
stem, „die zetten we dan maar wat achteraf."
Zo gebeurde het dat het kleine kerstkaarsje op een verborgen
plekje, achterin de kerstboom kwam te staan, te ver van de
anderen af om nog een gesprek te kunnen voeren. Maar ach,
daar had het ook eigenlijk geen behoefte aan. Voor haar was
nu toch reeds alles afgelopen. Wat kon zo'n klein, gebroken
kerstkaarsje nog van het leven verwachten?
De andere kaarsjes praatten trouwens ook niet veel, zó zaten
ze in spanning. Zij moesten wachten tot het buiten helemaal
donker was en dat duurde zo lang! Maar eindelijk was het
grote ogenblik gekomen! Er werden lucifers afgestreken en
de kerstkaarsjes aangestokenHet kleine kerstkaarsje trilde van
opwinding. Drie en twintig kaarsjes brandden al, nu moest zij
aan de beurt komen. Doch toen riep de mens: „Laat de kin
deren maar binnen komen!"
En de kinderen kwamen binnen en het werd een drukte van
belang! Oh, wat was die kerstboom mooi! De kaarsjes flak
kerden vrolijk, de bollen en slingers tintelden en schoten von
ken en helemaal in de top glansde een trotse piek! Maar in
een verborgen hoekje van de kerstboom stond het vergeten
kerstkaarsje en deed dapper moeite om haar teleurstelling te
verbergen. Ze durfde niet eens te kijken naar de andere kaars
jes, die nu een schitterend vlammetje op het hoofd droegen,
uit vrees dat ze haar tranen niet zou kunnen inhouden.