HET TROTSE KOPSPIJKERTJE
door H. A. van Vinninghe-van den Berg
(JJ|) NIEUWS
18
In de spijkerkist van een schoenmaker lag eens een kop
spijker. Dat is natuurlijk niet vreemd, want een schoenma
ker heeft die nodig om onze schoenen te maken. Maar
dit was wel een heel bijzondere spijker. Ze was een heel
trotse. Ze vond zich de mooiste spijker van het hele kistje.
Ze glom veel mooier en haar kop was mooier dan die van
de andere. Ze wilde dan ook niet in een gewone schoen
komen te zitten; ze was zo deftig: ze hoorde in de schoen
van een prinses.
De schoenmaker had een grote zaak en moest veel schoe
nen repareren. Vele malen per dag stak hij zijn hand in de
spijkerdoos en tilde er vele kopspijkertjes uit. Die werden
dan in een zool van een schoen geslagen en begonnen
hun spijkerbestaan.
De trotse spijker lag diep verscholen in de kist. Ze zou
zich niet zo snel laten pakken; eerst maar eens zien voor
welke schoen het was.
„Is het jouw beurt nog niet om te gaan werken?" zeiden
de anderen tegen haar.
„Laat me met rust!" snauwde ze dan terug. „Ik ben de
mooiste spijker van de hele kist, ik ben jullie koningin!
Ik hoor niet in een gewone schoen, ik hoor in een konings
laars".
Eerst hadden de anderen haar heimelijk uitgelachen en
geplaagd, maar dan had de trotse spijker ze zo lelijk geprikt,
dat ze hun mond maar hielden. Ze haalden nu hun schou
ders op en lachten om haar verbeelding.
De winkelbel rinkelde, telkens kwamen er mensen binnen
met kapotte zolen. De trotse spijker luisterde gespannen.
Ze moest toch weten wanneer er een deftige schoen werd
gebracht, één die waard was om haar erin te stoppen.
Tot nu toe was het niets. Er stonden schoenen van een
zakenman, die de gehele dag op reis moest. Stel je voor,
dat ze daarin zou moeten zitten: dan moest ze de gehele
dag maar op haar mooie hoofd lopen. De schoen van een
wasvrouw was ook al niets. Dan ging ze roesten; het idee
alleen maakte haar al ongelukkig.
Er kwam een kinderschoen. Stel je voor: zij in een kinder
schoen; kinderen tilden hun benen niet op, dan werd ze
er ook weer zo uitgewipt en misschien wel verloren op
straat. Ze kroop maar weer diep onder de anderen.
Er brak wel een angstige tijd aan voor de spijker. De zaak
was zó druk en de kopspijkers werden zó snel gebruikt,
dat het kistje hoe langer hoe leger werd. Telkens kwam de
hand van de schoenmaker of van diens knecht in de kist.
Zij werkte zich diep in de zijnaad, nu kon de kist sprin
gen en stoten zonder dat zij eruit kwam.
De kist werd maar steeds leger. „We moeten weer nieuwe
spijkers hebben" had de baas al eens tegen zijn knecht
gezegd. Heel erg leeg werd de kist: er waren nu nog
maar enkele kopspijkers en de trotse kopspijker wist zich
geen raad. Zij wilde niet in een gewone schoen komen
en de schoenmaker was nu wel met iets heel erg lelijks
bezig. Stel je voor, zij, de kopspijkerkoningin, in een
schoen met een lap! Het was te raar om er aan te denken.
Gelukkig! Het werd avond. De schoenmaker ruimde zijn
werk op. Twee overgebleven spijkers werden weer in het
kistje teruggegooid.
„We zijn er vandaag nog gekomen. Ik moet nu vanavond
zelf maar even nieuwe spijkers gaan halen, anders staat
morgen het werk stil."
Dat was een uitkomst voor de spijker. Nu kon ze weer
rustig afwachten tot het haar naar de zin was. Ze liet
zich met een plof op de bodem vallen.
Op een goede dag ging de winkeldeur open en een heel
deftige dame stapte binnen met een snoezige schoen.
„Ik kom van het hof" zei ze tot de schoenmaker, „wilt
u misschien de schoen van onze prinses even maken?"
Vol spanning ging de kopspijker rechtop staan. Dit was
de schoen voor haar, daar moest ze in.
„Wilt u er op wachten, mevrouw?" vroeg de schoenmaker.
„Als het kan wel."
De schoenmakershand verdween weer in het kistje. Voor
dat de anderen zich nog hadden kunnen bewegen, sprong
de trotse spijker in de schoenmakershand. Zo! Daar ging
ze dan. Handig wipte de schoenmaker spijker voor spijker
in de zool. Even keek hij de trotse nog aan, zou ze niet