DIKKIE SCHADUWT EEN BIJ D. A. CRAMER-SCHAAP NIEUWS 14 VRIJ NAAR HET ENGELS Het was grote vakantie en smoorheet. Het enige dat je eigenlijk doen kon was zwemmen, maar het naaste zwembad was anderhalf uur fietsen over een boomloze weg en daar had Wim geen zin in. Hij besloot om maar eens bij Dikkie op te lopen, om te zien wat die uitvoerde. Maar Dikkie voerde niets uit, hij zat op de stoep van zijn huis met z'n hoofd in zijn handen en zag er somber uit. Toen Wim voor hem stond en „Hal lo!" zei, keek hij op en zei toonloos: „Kan jij me een rijksdaalder lenen?" Wim haalde zijn portemonnaie uit zijn zak en schudde hem leeg in zijn hand; er rolden twee dub beltjes en een stuiver uit. „Dat is alles wat ik be zit," zei hij. „Waarvoor moet je een riks hebben?" „Om een boek te kopen." „Waarom wil je een boek kopen?" „Och joh, zeur niet, ik wil helemaal niet, maar ik moet." Toen vertelde hij wat er gebeurd was. Hij had om zijn verveling te verdrijven een boek uit de leeszaal gehaald. Het bleek een mooi boek te zijn. Hij was gaan zitten lezen, maar juist toen het bijzonder spannend werd, was zijn Moeder binnen gekomen. „Je bad is klaar," had zij gezegd. Hij was blijven doorlezen, omdat hij dacht dat het hoofdstuk wel spoedig uit zou zijn. Maar hoe verder hij kwam, hoe spannender het verhaal werd en hoe ongedul diger zijn Moeder. Eindelijk was hij brommend naar de badkamer gegaan. Het boek had hij op de rand van de badkuip gelegd, zodat hij kon blij ven doorlezen. Hij had met zijn voeten steeds plas sende geluiden gemaakt, zodat het net was of hij bezig was zich te wassen. Het was reusachtig han dig bedacht en geen haan zou er naar gekraaid hebben, als het boek niet in het water gevallen was. Met de badmat had hij het dadelijk afgedroogd, maar het had er tamelijk vreemd uitgezien. De kaft had een beetje afgegeven en daardoor waren de bladzijden licht roze gekleurd. Maar nu wilde het ongeluk dat hij net dat nare mens getroffen had toen hij het terugbracht. Ze had dadelijk een vre selijke stem opgezet en gezegd dat het totaal be dorven was. Stel je voor: totaal bedorven, terwijl je het nog best lezen kon! „Je kunt het vergoeden," had zij gesnauwd. „Het kost een rijksdaalder. En nu wil ze me geen ander geven voor ik het be taald heb!" „Is dat alles?" zei Wim. „Daar zou ik me maar niet druk over maken! Zeg maar welk boek je hebben wilt, dan zal ik het wel op mijn kaart halen." „Ik wil niet meer lezen," zei Dikkie. „Boeken kun nen me geen snars meer schelenMaar je weet ze ker niet wat er gebeurt als je niet betaalt?" „Nee." „Dan stuurt ze een brief aan je ouders. Die moeten het dan betalen. Moeder zal razend zijn, ze heeft me honderd keer verboden in het bad te lezen". Dat begreep Wim. „Je zult het geld op de een of andere manier moeten verdienen," zei hij. „Als je het eens met de grasmachine probeerde." „Heb ik natuurlijk al gedaan! Maar niemand wou! Ik heb alleen bij dat gierige mens Hes het gazon mogen rollen en weet je hoeveel ze er mij voor dorst te geven? Een kwartje „Een heitje voor een karweitje" dacht ze zeker, maar het was een kar wei. Ze zei dat ik nog eens terug mocht komen!" „Nou, doe het nog negen keer, dan heb je je riks!" „Negen keer tussen vandaag en maandag zeker! Hoe hard denk jij dat het gras bij Hes groeit?" „O, moet je het geld maandag al hebben? Dat kan ik toch niet ruiken?" Dikkie slaakte een diepe zucht. „Ik ben suf van het piekeren," zei hij. „Ik heb er honger van gekregen" en hij liep naar binnen om te zien of hij wat eetbaars vinden kon. Wim volgde hem. Na enig zoeken vonden ze een half brood en een pot honing. „Wees een beetje zuinig met die honing," waar schuwde Dikkie. „Moeder beweert dat ze nog nooit zo duur is geweest." Wim probeerde tevergeefs met zijn mes wat ho ning in de pot terug te doen. „Je brengt me op een idee," zei hij. „Honing! Met honing kan je geld verdienen." „Dat heb ik toch juist beweerd, maar wat heb ik daaraan „Je hebt toch wel eens gehoord van wilde bijen die in holle bomen nestelen? We moeten wildebijen- honing zien te vinden en die verkopen." „Ga jij maar wildebijenhoning zoeken," zei Dikkie honend. „Ik ben ze nog nooit tegengekomen. En al vinden wij ze, ben jij wel eens door een bij ge stoken? Ik wel!" „Het is doodeenvoudig," zei Wim, die steeds enthousiaster werd voor zijn eigen plan, „we scha duwen een bij die in de richting van het bos vliegt. De bijen zelf zullen ons de weg wijzen. Natuurlijk krijg jij van de opbrengst eerst een riks en de rest delen we. Laten we maar dadelijk gaan!" Zij gingen het hek uit en liepen naar het naastbij- zijnde weiland, dat vol bloemen stond en waar het gonsde van de bijen. „We zullen alle twee een bij uitzoeken en die in de gaten houden," zei Wim.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 16