VOLGENS MIJ 13 NIEUWS Hebt u het wel eens horen zeggen: dit of dat is volgens mij zo en zo. Dat zijn twee zeer dikwijls misbruikte woordjes: volgens mij. Laten we eens even lelijk doen tegen de men sen, die ze wel eens gebruiken. Vaak is het namelijk zo, dat de volgens-mij-zeggers geen greintje verstand hebben van de dingen waarover ze praten. Dat klinkt niet erg aardig, vindt u wel? Toch is het in heel veel gevallen wel waar. Deskundigen, waaronder we dan in dit verband willen ver staan de mensen die van het een of andere onderwerp heel wat meer afweten dan u of wij, mensen die zich in dat onderwerp dagelijks en al jaren lang verdiepen, deskundi gen wachten zich wel om zo uitdagend „volgens mij" te zeggen. Ze zijn er zich van bewust, dat het meeste dat zij te berde kunnen brengen ten slotte afkomstig is van an deren. Zij weten, dat zij zo goed op de hoogte zijn van hun onderwerp, hun vak, doordat anderen, voorgangers als u wilt, er diepgaande studies over hebben geschreven. En als zij zelf een nieuw gezichtspunt hebben ontwikkeld, dan brengen zij dat onder het meeste voorbehoud naar voren, bescheiden, voorzichtig en zeker niet met veel bombarie in de trant van volgens mij. Want zij weten, dat het heel goed mogelijk is, dat ze hun beweringen zullen moeten herroe pen, dat ze bakzeil zullen moeten halen, als anderen, nog groter deskundigen het bewijs leveren van het tegendeel. Het is niet leuk om ongelijk te moeten bekennen. Maar het is van de andere kant ook weer niet zo verschrikkelijk. Naarmate men echter met meer aplomb iets beweerd heeft, des te meer moeite heeft men om die bewering in te trekken. Of, om eens een overbekend gezegde te gebrui ken, wie erg hoog klimt valt zo diep. Om die reden is het wel goed een beetje voorzichtig te zijn met het wat zelf bewuste „volgens mij". Daarmee hebben we nog niet de onaardige opmerking weg genomen over de mensen die „volgens mij" zeggen en dan nauwelijks recht van spreken hebben. U ziet het, dit arti kel is eigenlijk een mooi voorbeeld van wat we bedoelen. In het begin van dit stuk zeggen we zo plompverloren iets onaangenaams en nu hebben we de grootste moeite om in een flink aantal regels toch maar vooral te zorgen, dat er geen misverstanden ontstaan. We gaan het proberen. U weet, dat het onderwijs in Nederland een zeer goed fi guur slaat als men het met het buitenlandse vergelijkt. Misschien heeft men elders de zaken beter en vooral mo derner georganiseerd, maar met betrekking tot de degelijk heid van de wetenschapsbeoefening staan we ons mannetje. De meeste Nederlanders zijn dan ook heel wel in staat om het een en ander te leren. Desondanks blijven er nog ge noeg over, die door bepaalde omstandigheden zelf hun weg moeten zoeken in de maatschappij. Heel vaak slagen zij daarin opperbest. Zij hebben zichzelf ontwikkeld in hun vrije tijd en vraag niet hoeveel energie dat gekost heeft. Wij al len moeten daarvoor het grootste respect hebben. En toch, er is geen koe bont of cr zit wel een vlekje aan. Dat werd ons duidelijk toen we een tijdje geleden een gesprek hadden met een man, die op his torisch gebied aan zelfontwikkeling had gedaan. Hij had dat helemaal niet nodig voor zijn werk, maar het interesseerde hem en, zoals dat gaat met liefhebberijen, hij had er zich steeds verder in verdiept. Er was echter nooit een Ieraar geweest om hem te leiden. De man las alles wat bin nen zijn bereik kwam en waar hij van het rechte pad afdwaalde, viel hem dat niet op. In ons gesprek werden we het al gauw on eens. Onze tegenstander verkondigde stel lingen, waarvan wij vonden, dat hij ze met enig logisch denken niet kon volhouden. Hij wierp natuurlijk op, dat wij van ge schiedenis alleen maar op de schoolban ken hadden gehoord en daarin had hij wel gelijk. Maar als argument deugt die op merking niet in een debat. Zijn betoog, tussen twee haakjes, was bezaaid met „vol gens mij's". Aan het eind van ons ge sprek gaf hij zich bloot. Je hebt er geen idee van, zei hij, hoeveel moeite ik heb gehad om me al deze dingen eigen te maken en denk je nu werkelijk, dat ik ze dan zomaar weer prijs geef. Ziet u, dat is het euvel waaraan hij leed: hij verge leek de waarde van zijn kennis met de moeite die hij gehad had om die kennis te verwerven. Dat leidt noodzakelijk tot een verwrongen beeld. Want veronderstel nu eens dat wij wel deskundigen waren geweest, laten we zeggen historisch we tenschappelijk degelijk onderlegd. Tien tegen een, dat hij ons toch geen gelijk had gegeven. Omdat het zo moeilijk is om terug te komen van een met veel moeite verworven gezichtspunt. En toch is het juist een van de dingen waarin een mens groot kan zijn: de erkenning van eigen kleinheid, het toegeven dat de capaciteiten van een ander die van jezelf overtreffen. Dat is het tegendeel van schande. Al kwetst het misschien de eigenliefde. Juist die gekwetste eigenliefde is de oor zaak van het niet bekennen van ongelijk. Zo veel discussies hadden nooit gehou den behoeven te worden, als de beide tegen standers zichzelf niet zo hadden bewon derd. Maar dat doen we nu eenmaal wel. Dat ligt, om het eens populair te zeggen,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 15