HOE DE IJSTAART ER KWAM door H. A. VAN VINNINGHE - VAN DEN BERGH „Mams, mag ik een ijsje?" of: „Heb je een dub beltje voor een ijsje voor me?", dat is de vraag van haast alle kinderen. Er bestaat geen kind, dat niet van ijs houdt. Overal hoor je het gezellig getingel van de ijskar; 's avonds in je bed hoor je nog het roepen van: „Ijs! Roomijs!" Toch is dat niet altijd zo geweest. Lang geleden, toen jullie Oma's nog klein waren, werd er geen ijs gegeten; toen was het alleen maar een tractatie voor prinsen en prinsessen, en heus niet iedere dag, lang niet! Alleen bij heel grote feesten werd het klaar gemaakt. Dit ijs werd door een heel knappe kok van een deftige koning ontdekt. Ik zal jullie de geschiedenis vertellen. Luister maar. Die koning hield verschrikkelijk veel van lekker eten. De gehele dag boorde de kok zijn neus in een dik kookboek om maar telkens andere lekkere hap jes voor zijn heer klaar te maken. Had de koning smakelijk gegeten en stond zijn broek lekker bol en gespannen om zijn dikke buik, dan wreef hij zich in de handen, lachte en was een vriendelijk man. Was het eten niet naar zijn zin, dan keek hij boos. Daarom moest de kok wel erg zijn best doen. Het hele land keek immers met spanning naar de kok, want hij was de man, die voor het humeur van de koning zorgde. Op zekere dag kwam de eerste minister de keuken binnenstappen. „Kok," sprak hij, „vandaag moet je wel zo heerlijk koken als nog nooit tevoren. We moeten de koning een belangrijk besluit laten nemen, waar het geluk van ons hele land van af hangt. Hij moet dus wel in een zeer goede stem ming worden gebracht." De kok boog diep voor de minister, zette zes brillen over elkaar op zijn neus en verdiepte zich in zijn kookboek. Wat moest hij de koning toch wel voor zetten, om hem in een beste bui te krijgen? Alle soorten taart en pudding vlogen hem door de ge dachten. Maar ja, die taarten en puddingen, waar de koning zo erg veel van hield, had hij juist het meest gegeten. Hij bekeek het boek aan alle kan ten, van voren naar achteren en van binnen naar buiten. Neen, er stond nu niets in om de koning bijzonder tevreden te maken. Hij moest zelf iets be denken. De kok sloot zich op in zijn eigen kamer. Hij gaf order, dat hij niet gestoord wilde worden, want hij moest een menu bedenken voor de koning. Vele uren achter elkaar dacht hij na. Hoe moest dat eten toch zijn? Och, voor niets had hij eigenlijk zoveel zorg als voor de taart. Want de koning hield nog het meest van lekkere pudding of taart. Daar moest dus ook het goede humeur vandaan komen. Toen hij drie uur gepiekerd had, moest hij wel terug naar de keuken. Hij moest gaan koken. Stel je voor, dat de koning niets kreeg, dan was zijn volk diep ongelukkig! Hij zou wel zien: maar eerst met de pudding beginnen. Hij mengde van alles door elkaar: suiker, krenten, sucade en vanille. Hij kookte, klopte en proefde. Twaalf eieren wer den er stijf geklopt, zo stijf, dat het eischuim zo hoog stond als het schuim op jullie haar wanneer het gewassen wordt. Kannen room gingen er door. Toen proefde de kok weer; hij lachte. Ja, het was nu wel zo heerlijk, daar moest de koning in een beste bui van komen. Hij goot alles in een diepe schaal. Nu zou hij er een koksmaat mee naar bui ten sturen om het roerende te laten afkoelen. Het was buiten zeer koud, zodat dit prachtig ging. De koksmaat knoopte zich een lange das om de hals, nam een spaan en ging met de pudding naar bui ten. Hij roerde vol ijver; het was een eer om in de koninklijke pudding te mogen roeren. De kok werkte intussen aan het andere eten voor de vorst; de heerlijkste dingen werden er gekookt; soep, appelmoes, zes kippen en o, te veel om op NIEUWS 16

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1958 | | pagina 18