Oplossing Vakantierebus
uit het julinummer
17
NIEUWS
te noemen! De kok werkte, dat het een lust was.
Hoe beter het ging en hoe verder de maaltijd vor
derde, des te vrolijker hij werd; dit was wel zo'n
heerlijk maal, daar zou hij zelfs de koning 's nachts
voor durven wekken! De koksmaat, buiten in de
kou, roerde; hij roerde vlug, hij roerde langzaam,
hij roerde zonder ophouden, hij roerde met zijn
linker hand, hij roerde met zijn rechter hand, hij
roerde maar door.
Hij werd toch zo moe van al dat roeren, dat hij er
even bij moest gaan zitten en hij roerde zittende
ijverig verder. Maar, dat was nog veel vermoeien
der! Zijn ogen werden toch zo zwaar! Hij zou
trachten ze om beurten open en dicht te doen. Dat
ging nog even goed, maar toen viel hij al roerende
in een diepe slaap.
Toen de kok al zijn eten klaar had, schoot hem de
koksmaat met de pudding weer te binnen. Waar
was die aap van een jongen gebleven? Was die
pudding nóg niet koud Hij snelde naar buiten toe.
Ja, daar zat hij nog te roeren, maar wat deed hij
dat raar; zijn hoofd hing helemaal op zijn schoot.
Hij holde naar hem toe. O schrik, de jongen was
in slaap gevallen en de kostelijke pudding bevro
ren!
Dat was wel het ergste, wat het land kon over
komen. Nu was de pudding mislukt en de lakei
zou wel zo komen om hem te halen. Goede raad
was duur. Woedend werd de koksmaat gewekt.
Hij moest onmiddellijk naar zijn kamer om zijn
koffer te pakken. De kok wilde hem nooit weer
zien. Snikkende verdween de jongen. Hij had het
echt niet expres gedaan. Hij was toch zo moe ge
worden van het roeren. „Ga uit mijn ogen," riep
de kok. „Ga weg, jij vlegel!"
Daar stond de kok nu met de bevroren pudding;
al zijn werk voor niets. Om een nieuwe pudding te
maken was het te laat. Wat moest hij toch doen?
Vlug spoot hij de ongelukspudding vol met slag
room en vruchten. Net op tijd was hij klaar. Daar
In Harlingen woont een tweeling,
De tweeling Pim en Piet,
Maar wie nu Piet is en wie Pim is,
Dat zie je bijna niet.
Allebei hebben ze twee oren,
Twee ogen, een neus en een mond.
Allebei hebben ze witte tanden,
En hun wangen zijn rood en rond.
Bijna kun je ze niet herkennen.
Aan één ding zie je het slechts:
Het is Pim die zijn scheiding links heeft,
Piet met zijn scheiding rechts.
kwam de lakei om de pudding te halen. De arme
kok werd helemaal bleek om zijn neus. Hij kon ook
zijn koffer wel vast gaan pakken; hij zou zeker
ontslagen worden. Hij zakte treurig op een keu
kenstoel neer.
Daar ging de deur weer open en dezelfde lakei
kwam de keuken weer binnen. De kok moest bij
de koning komen. Daar had je het al! Met knik
kende knieën volgde de arme man de lakei. Hoe
zou het daar aflopen? Wie beschrijft zijn verwon
dering, toen hij daar de koning stralend van ge
noegen op zijn troon zag zitten! „Jonge, jonge, wat
kan jij koken. Het heerlijkste eten van mijn hele
leven heb je mij vanavond gegeven. Alles was even
lekker, maar die taartik kan je niet zeggen hóe!
Geef me nog vlug een stukje." De dienaar snelde
toe en daar zag me die stomverbaasde kok de ko
ning op zijn troon van de ongelukspudding snoe
pen! Hij wreef zich de ogen eens uit. Hij kneep zich
eens in zijn eigen wang. Neen, hij droomde niet.
De koning vond het echt heerlijk!
„Ik maak jou tot opperhofkok,"
riep de koning stralend uit, „en
morgen wil ik weer deze pudding
hebben; morgen? wat zeg ik?
de hele week, neen, een heel jaar!
Ga nu!"
Diep buigende verliet de kok de
troonzaal. Het eerste, wat hij deed,
was naar de kamer van de koks
maat lopen om hem te vragen te
willen blijven. Want hij vond, dat
die jongen al was het per onge
luk deel had aan zijn geluk.
Of de bespreking met de ministers
later goed afliep, ach, dat hoef ik
jullie niet eens meer te vertellen.
De koning had zo'n goede bui, dat
kón niet anders!