DE SCHEEPSKAT META EEN IVARE GESCHIEDENIS 15 NIEUWS DOOR H. TH. DE BOOY 2 december 1959, vier uur 's ochtends, probeerde het Griekse s.s. Metamorfosis tijdens zware wester storm en hoge zee de haven van IJmuiden binnen te lopen. De eerste poging mislukte; de loods gaf de Griekse kapitein de raad voor anker te komen, maar hier had deze geen oren naar. Er waren nog maar weinig kolen aan boord en hij wilde persé naar binnen. Tien minuten over vijf waagde de Metamorfosis het opnieuw. Vlak voor de pieren werd het schip door geweldige grondzeeën uit de koers geslagen en liep bijna op het Noorderhoofd. Door het roer snel bakboord aan boord te leggen werd deze ramp voorkomen. De storm joeg het schip naar de ban ken benoorden de Noordpier, het stootte hard op de zandbodem en met een geluid als een kanon schot scheurde de Metamorfosis in twee stukken. De bulderende golven stortten zich als wilde bees ten op hun prooi. Gelukkig was de gehele bemanning op het achter schip: 28 mannen, 2 vrouwen en de scheepskat Meta. In angstige spanning wachtten de schipbreukelin gen nu op de komst van een reddingboot. Voordat de noodseinen van de marconist door Scheveningen- radio werden opgevangen, had Kustwacht IJmui den al alarm gemaakt: de uitkijk bij de haven had immers al gezien, dat de Griek in gevaar verkeerde. Twintig minuten later werden de trossen van de Neeltje Jacoba losgegooid en de stoere redding boot ging het stormgeweld tegemoet. Nu kwam het er op aan langszij van het wrak te komen, dat slechts 150 meter van de Noordpier lag, zodat er voor de reddingboot niet veel ruimte was om te manoeuvreren. De Neeltje Jacoba liep buiten de Metamorfosis om de wal in en de golfstillende oliekranen werden opengezet. Op de 3e bank stonden zeer zware zeeën; de reddingboot kreeg harde klappen te ver duren. Langzaam werd het wrak benaderd. De Grieken stonden met zwemvesten om klaar om over te springen. Ook de nog heel jonge vrouw van de kapitein en de 60-jarige stewardes hadden zwemvesten om. De stewardes hield de angstig miauwende scheepskat Meta stijf in haar armen. Daar kwam de Neeltje Jacoba aansteigeren. Een zoeklicht was op het springnet gericht. De reddingboot lag geen moment stil. Soms werd zij opgetild tot boven de brug om een ogenblik later diep in een golfdal te vallen. De schipbreukelingen durfden nog niet te springen. De marconist zat op de verschansing met z'n benen buiten boord, klaar om zich te laten zakken. De redders schreeuwden, dat hij weg moest gaan, maar het was al te laat. Een grondzee kwakte de reddingboot tegen de scheepswand en de benen van de marconist raak ten bekneld. Zijn makkers grepen hem en wierpen de gewonde in het springnet van de dansende red dingboot. Eerst werd getracht de beide vrouwen over te nemen. Telkens probeerde de Neeltje Jacoba zo dicht mogelijk te naderen. Eindelijk waagden zij de sprong maar helaas moest de stewardes Meta loslaten. Het doodsbenauwde dier krabde haar zó fel, dat zij, vlak voordat zij door de redders aan boord van de Neeltje Jacoba werd getrokken, de handen opende. In een oogwenk was Meta ver dwenen. Een der stuurlieden probeerde het dier nog te pak ken, maar in het donker was er geen kans op Meta te vinden. Eén voor één sprongen de Grieken aan boord van de reddingboot. Een vol uur bleef de Neeltje Jacoba in actie terwijl zij voortdurend door woeste golven besprongen werd en tegen de Meta morfosis aansloeg. De gewonde marconist lag in de stuurhut, de overige schipbreukelingen waren over de voor- en achterkajuit verdeeld. Kwart over zeven lag de Neeltje Jacoba weer op haar ligplaats in de vissershaven. Dertig mensen had zij van een wisse dood gered. De schipbreukelingen werden in een hotel onder gebracht, waar zij droge kleren en koffie kregen. De kapitein van het Griekse schip was dankbaar voor de redding maar hij was zijn schip kwijt en dat is een vreselijk iets voor een kapitein. Eerst toen zijn jonge vrouw over de schrik heen was, besefte zij dat haar speelmakker en troetelkind, de scheepskat Meta, op het wrak was achtergebleven. Tevergeefs probeerde de stewardes haar te troosten; de gedachte aan het arme dier, dat, als het nog niet in zee was gespoeld, radeloos van angst zou zijn, liet haar echter niet los. Met dagworden kon men van het hoge duin bij de Semafore het wrak zien liggen. Witte branding- golven stortten zich er voortdurend overheen. Tussen de vele auto's van belangstellenden, die (na het bericht in de radio van een scheepsramp) naar IJmuiden waren gekomen om de gebroken Metamorfosis te zien, stond ook de jonge Griekse vrouw, nog steeds hopend, dat haar poesje aan

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1959 | | pagina 17