Wel schenkt de zon het eerst haar licht
En warmte aan die twijgen,
Die door de hun geschonken kracht
Boven het bos uitstijgen;
Wel staat de hoogste bergentop
Bij zonlicht 't eerst in glorie
En krijgt de mens, die stijgt en stijgt
Zijn plaats in de historie;
Maar hij, die aan de top vertoeft
Ontvangt èn eerst de slagen
-Als noodweer giert -èn soms het zwaarst.
Tot wie zal hij dan klagen?
Het bos -omlaag- is zelf in nood
De kleine berg zal zwijgen
En hij moet kracht tot zelfbehoud
Uit eigen wortels krijgen:
Dus wensen wij steeds kracht en moed
Hem, die al vele jaren
Hier aan de top zijn plichten doet
In zonlicht en gevaren.
G.