„o, Kerstnacht, schoner dan de dagen" NIEUWS 22 Als men in Nederland eens een rondvraag zou houden, waar de regel die wij hierboven plaatsten thuis hoort, kwamen er misschien niet zo erg veel goede antwoorden binnen. En toch is het een regel die algemene bekendheid geniet. Het is in haar eenvoudige vorm een zeer schone regel; het is een waarlijk dichterlijke regel, die in het gehoor blijft hangen en een diepe betekenis heeft. Waar hoort zij thuis? We kunnen onwetenden op weg helpen door te zeggen, dat Amsterdammers niet aan deze hersengymnastiek zouden mogen meedoen, omdat die haar elk jaar op 1 januari in het openbaar kunnen horen uitspreken, in de Stads schouwburg. Zij is uit Vondel's Gijsbreght van Aemstel. Maar we gaan even door. Door wie wordt ze uitgesproken? Door de Rey van Klaerissen: O Kerstnacht, schoner dan de daegen, Hoe kan Herodes 't licht verdraegen, Dat in Uw duisternisse blinckt, En wordt gevierd en aangebeden? De vier eerste bedrijven van de Gijsbreght worden ieder besloten door een reyzang. De Rey van Klaerissen, nonnen uit het Klaerissenklooster, waarheen Gijsbreght zich begeeft als de stad door Vosmeer de Spie verraden is, treedt op aan het slot van hei: 3e bedrijf. Maar het eigenaardige is, dat deze rey, beginnende met deze overbekende versregels, verder helemaal niet over de Kerstnacht gaat, maar over de kindermoord van Bethlehem. De eigenlijke kerstzang in het stuk, welke de geboorte van de Heiland beschrijft, is die van de Rey van Edelingen: Wij edelingen, blij van geest, Ter kercke gaan op 't hooge feest, Den eerst geboren Heiland groeten, En knielen voor de kleene voeten Van 't kind, waer voor Herodes vreest: Wie deze reyzang eens aandachtig leest, zal ervaren dat onze grote vaderlandse dichter hier op wonderlijk eenvoudig schone wijze het kerstverhaal heeft beschreven. Eigenlijk verdiende hij, die door zijn volk zo zeer vergeten is, dat ook heden ten dage zijn prachtige taal bij menige kerstviering wordt voorgelezen. Het is met Vondel's Gijsbreght een eigenaardig geval. Elk jaar wordt hij tegen 1 januari te voorschijn gehaald en dan in de Amsterdamse Stadsschouwburg vertoond. Het is een herinnering aan de opening van de Stadsschouwburg in 1638, voor welke gele genheid Vondel zijn grote werk had geschreven. De vertoning is sindsdien een traditie geworden. Daardoor en door het onderwerp, de geschiedenis van de ondergang van Amsterdam, door verraad in 1305, is men het stuk in de eerste plaats als een historie stuk gaan beschouwen. Maar men kan de Gijsbreght ook en misschien beter, van een heel andere kant bezien: als een kerstspel. Het is in feite een kerstspel; het speelt in de kerstnacht en het ver toont op uiterst bewogen wijze de boosaardige verstoring, door verraad, van de nacht, waarin bij uitstek het „Vrede op aarde" moet klinken. Daarmee heeft Vondel, die een gelovig man was, een uiterst dramatische tegenstelling geschapen, waardoor hij in staat was tegenover de duistere machten eerst recht de krachten van het licht te ver heerlijken. Een ongewoon kerstspel, maar toch juist misschien een, dat aan mensen van de tegen woordige tijd, die immers zozeer gewend zijn geraakt aan het optreden van wrange tegenstellingen in het leven, wat te zeggen heeft. In de tegenstelling van het gebeuren krijgt een zang als die van de Edelingen eens temeer glans. Figuren als van Gijsbreght, Badeloch, bisschop Gozewijn verrijzen voor ons oog als monumenten van goede trouw en geloof. En daarom zouden wij nog eens willen zeggen: Vondel verdient het dat hij, misschien juist op Kerstmis, van de onderste plank van de boekenkast wordt gehaald. Menigeen zou met hem zijn kerststemming kunnen verrijken. Daer zo de liefde viel, Smolt liefde ziel met ziel, En hart met hart te gader. De grote Vondel had er heel wat van begrepen!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1959 | | pagina 24