é*rT~ T-f
fv
31
NIEUWS
-T.-itm
Zijn knecht zei niets, maar kwam vlug overeind,
blij dat het kleine, héél kleine plantje met de
kleine, héél kleine rode bloemetjes kon blijven
bloeien.
Toen kwam de eigenares van de tuin, een deftige
dame, eens kijken wat de tuinman met haar tuin
had gedaan.
„Dat heb je aardig opgeknapt," sprak ze en ze liep
langs de bloembedden om te zien of dit werkelijk
zo was.
„Ja mevrouw," zei de tuinman. „Het ziet er weer
goed uit. Geen onkruidje meer te bekennen!"
Had hij dat nu maar niet gezegd.
Want zie, de scherpe ogen van de dame ontdekten
het kleine, héél kleine plantje met de kleine, héél
kleine rode bloemetjes.
„Wat is dat dan?" vroeg zij.
„O", zei de tuinman. „Daar heeft de domoor van
een knecht een onkruidje laten staan. Trek het
uit," zei hij tegen de jongen.
„Ach baas," zei Peter. „Het heeft zulke mooie rode
bloemetjes
„Trek het uit!" herhaalde de tuinman boos.
De deftige dame keek verbaasd naar de brutale
knecht. „Ze zijn klein, héél klein," zei deze. „Maar
ze zijn mooi."
„Trek het uit!" bulderde de tuinman.
En Peter moest wel doen wat hem gezegd werd.
Hij trok het plantje echter niet uit, maar groef het
voorzichtig los, deed het in zijn zakdoek en stopte
het zo in zijn zak.
De tuinman schudde zijn hoofd tegen de dame en
fluisterde: „Hij is niet helemaal goed wijs."
En de dame knikte medelijdend en zei: „U zult
wel veel met hem te stellen hebben!"
Peter was echter heel gelukkig, want hij had be
dacht dat hij het kleine, héél kleine plantje met
de kleine, héél kleine rode bloemetjes in een potje
voor zijn raam zou zetten.
Op weg naar huis kreeg hij een standje van zijn
baas. „Als je nog eens zoiets uithaalt, ontsla ik je!"
zei deze. „Ik wil niet de kans lopen mijn klanten
te verliezen."
Maar Peter zette het kleine, héél kleine plantje in
een potje voor zijn raam en gaf het iedere dag
water, zodat het nog mooier bloeide dan eerst,
met kleine, héél kleine rode bloemetjes.
Een week later was de tuinman er van overtuigd
dat zijn knecht niet deugde. Wat moest hij begin
nen met een jongen, die onkruid net zo mooi vond
als roos en lelie en die van mening was dat made
liefjes in een gazon thuishoorden? Dus werd de
knecht ontslagen.
En Peter zat bedroefd in zijn kamertje, want nu
was hij zijn twaalfde ambacht kwijt en een der
tiende was niet te vinden!
En terwijl hij daar zo droevig zat, met tranen in
zijn ogen, hoorde hij plotseling een fijn stemmetje
dat zei: „Huil niet, Peter!"
„Wie praat daar?" vroeg hij verbaasd.
„Ik ben het."
„Kijk maar, Peter!" En meteen hoorde hij iemand
lachen en het klonk als het tjilpen van een heel
klein vogeltje. Toen zag hij een héél klein rood
en groen dingetje met vleugeltjes, dat zat op het
kleine, héél kleine plantje met de rode bloemetjes.
Hij keek nog eens goed en zie! het was een feetje.
„Wie ben je?" vroeg hij voor de tweede keer.
„Dat zie je toch! Een fee. De fee van dit plantje.
Iederer plant heeft zijn eigen fee, moet je weten."
„Achzei hij. Hij wist niets méér te zeggen.
„Niemand kan ons zien, behalve een héél enkele,
zoals jij. Ik heb je geroepen omdat ik je wil helpen,
want ik ben je erg dankbaar dat je mijn plant zo
vriendelijk behandeld hebt."
„Ik vind hem erg mooi," zei Peter.
„Luister nu hoe ik je zal helpen," zei het feetje,
terwijl ze naar Peters hoofd vloog en voor zijn
gezicht bleef zweven. „Tegenover dit huis ligt een
stuk grond waar niemand iets op wil planten om
dat het te onvruchtbaar is. Neem jij nu het zaad
van mijn plant en zaai dat daar. Wacht dan af en
zie wat er gebeurt."
Djzzz! Weg was zij.
Maar Peter wist zeker dat hij niet had gedroomd
en hij nam het zaad van het kleine, héél kleine
plantje met de kleine, héél kleine rode bloemetjes
en zaaide dat op het veld voor zijn huis.
En alle buren kwamen kijken en vroegen hem:
„Wat zaai je daar?"
„Ik zaai Prilla-Mrilla'santwoordde Peter.
„Daar hebben we nog nooit van gehoord," zeiden
de buren, wat heel begrijpelijk was, daar Peter deze
naam net verzonnen had. „Domoor!" zeiden ze toen.
„Wat het ook is, het komt vast niet op! Deze grond
is erg onvruchtbaar."
Peter trok zich echter niets van hun woorden aan,
zaaide tot het zaad op was en ging daarna naar huis
en naar bed.