DE DOKMEESTER EN ZIJN „PATIËNTEN"
NIEUWS
10
In een vorig nummer is er iets verteld over het sleep-
bootwerk in en buiten de W.F. haven. Nauw daarmee
in verband staat het werk van de afdeling Dokperso-
neel, die in gevallen waarbij een schip moet worden
ingedokt, dit van de walkapitein overneemt en weer
aan hem overdraagt na uitdokken.
De leek die een kijkje neemt als er een schip in één
der grote of kleine dokken wordt opgenomen, ziet
niet veel meer dan wat gescharrel met dikke of dunne-
trossen of in de kleinere dokken wat gegoochel
met houten balken, die uit de dokwanden te voorschijn
komen en het schip lijken te torpederen. Misschien
denkt zo'n leek dan: dat schijnt allemaal vanzelf te
gaan. Zó is het echter niet. Ook in deze afdeling zijn
op het moment van in- of uitdokken vakmensen bezig,
die door één foutieve handeling grote schade kunnen
berokkenen. Alleen hun geroutineerde manier van wer
ken wekt de verkeerde indruk, als zou het daar „van
zelf gaan".
Onze dokmeester, de heer G. Gielis, was desgevraagd
gaarne bereid om over zijn afdeling en het dokwerk iets
te vertellen.
„Ook deze afdeling is er een, die dag en nacht gereed
moet staan. Vanuit vele havens en ook uit zee, gesleept
of op eigen kracht, komen schepen voor diverse repa-
ratiekarweien in onze haven. Het in- en uitdokken gaat
dag en nacht door. Wel kennen wij ongeveer uur van
aankomst of vertrek, maar omstandigheden zijn soms
oorzaak, dat een en ander later of vroeger wordt.
Is de aankomst van een schip op een bepaald uur ge
meld, dan gaat men aan de hand van de doksituatie op
de werf en met behulp van de bekende gegevens over
het schip (lengte, breedte, diepgang) en tenslotte de
plaats en omvang van het te verwachten karwei, vast
stellen, in welk van de 7 dokken de patiënt zal worden
opgenomen. Er zijn ook nog wel andere factoren, waar
mede rekening moet worden gehouden: windrichting,
windkracht, hoog of laag water en of het dag- of nacht
werk zal worden.
Maar altijd wordt er verwacht dat het schip -groot
of klein op de goede manier op de juiste plaats te
recht komt. In de praktijk is elke in- en uitdokking an
ders. Afmeting, diepgang, het weer, het tijdstip en
eventueel andere bijzondere omstandigheden (slagzij
en/of beschadiging) zijn nooit of bijna nooit gelijk.
Zelfs bij het in- of uitdokken van een schip, dat al meer
malen in hetzelfde dok werd opgenomen, kunnen de
omstandigheden geheel anders zijn. Veelal is het zó, dat
een drijvend dok, waarin een schip zal worden ingedokt,
gezakt ligt, als de patient de haven binnenkomt. De
kielblokken in het midden van het dok en waarop straks
de kiel van het schip komt te rusten, blijven in de prak
tijk altijd staan. Alleen in bijzondere gevallen moeten
daarin veranderingen worden aangebracht. Zo'n bij
zonder geval is bijvoorbeeld een kruiser of een uitzon
derlijk reparatiekarwei aan kiel of in de omgeving
daarvan.
De zgn. zijblokken en kimberen geven extra steun aan
een gedokt schip."
Dan vertelt de heer Gielis hoe een schip op de juiste
plaats in een dok terecht komt en maakt onderscheid
tussen gegraven en grote en kleinere drijvende dokken.
„Kijk, er wordt nu juist een boot gedokt in dok 5.
Allereerst zorgen wij, dat het schip, wat betreft de
lengterichting op de juiste plaats in het gezakte dok
ligt. Als dat zo is dan wordt het op de gewone manier
vastgelegd met draden van schip naar dok. Dat is dus
de eerste fase. Het kan dan noch vóór-, noch achteruit.
Op de wal aan de voorkant van het dok staat een van
onze mensen, die aanwijzingen gaat geven of de voor
steven naar links dan wel naar rechts moet worden ge
manoeuvreerd (dit geschiedt met kaapstanders op de
dokwanden)Hoe ziet die man dat Op de kademuur,
waar hij staat is een witte verfstreep, die precies het
midden van het dok aangeeft. Van de linker- naar de
rechterdokwand loopt een draad met precies in het mid
den een kogel, vlak voor de voorsteven langs. Als nu
de man op de wal èn de voorsteven èn de kogel èn de
witte streep in één rechte lijn ziet, dan bevindt zich de
voorsteven precies in het midden van het dok en dus op
de juiste plaats. Met een bepaald armgebaar geeft hij
een sein als dat zó is.
Aan de achtersteven verricht men op soortgelijke wijze
deze controle totdat ook daar het juiste punt is bereikt.
Dat is het moment, dat onze dokmachinist, de heer
A. Wennekers, in actie komt. Het dok kan leeg ge
pompt worden. Nu is er nog één ding, waarmede reke
ning moet worden gehouden. Op het dok heeft men op
eenvoudige wijze kunnen vaststellen of het schip slagzij
maakt. Is dit zo, dan geeft men het dok ook dezelfde