25 NIEUWS bracht en er hun gaven achtergelaten. De slee hadden ze neergezet bij de stalhouder en nu waren zij op weg naar het volgende dorp, niet wetend wat hun te wach ten stond in het donkere bos, waardoor hun weg leidde. Want bij de plek, waar het pad een bocht maakt en links en rechts nog alleen maar de stilte ruist in de top pen der dooreengestrengelde bomen, zonder dat zelfs het blaffen van een hond nog herinnert aan de nabij heid van een dorp, hielden zich vijf verschrikkelijke rovers op. Daar was de Zigeuner Warofski de Dief, die nooit in zijn hele leven een dag had gewerkt, verder Igrok de Speler, een weggelopen soldaat, bereid bij het kaartspel zijn leven in te zetten als hij kans had de pot te winnen, dan was er als derde man Slawa, die een ontzaglijke dorst had en een slecht humeur als hij nuch ter was, maar strijdlustig was als hij had gedronken. De vierde man was Dikoi de Wildeman en de vijfde Oebjot de Moordenaar, die er geen been in zag een boer van het leven te beroven als hij er een halve roebel rijker door kon worden. Hij was de sterkste en de gevaarlijk ste van allen. Warofski de Dief had al van verre het trappelen van de paardepoten gehoord en Dikoi de Wildeman, Igrok de Speler, Slawa de Drinker en Oebjot de Verschrikke lijke Moordenaar hadden zich met hem in een hinder laag gelegd bij de kromming van de weg. En daar ston den zij plotseling rondom het verschrikte tweetal, ter wijl Oebjot de steigerende paarden bij de teugel greep. „Je geld of je leven," schreeuwde Igrok volgens alle regelen der kunst en sidderend ontdeed zich Iwan van de buidel met geld, waaruit hij de kleine dagelijkse uit gaven bestreed. De schurken, daarmee niet tevreden, trokken de grijze Sanct Nicolai van zijn paard, zo ruw dat de Heilige plat neerzat in de sneeuw. „Hier met die zak!" schreeuwden zij en zij trokken hem Sanct Nicolai met een ruk van de schouders, want ze ver wachtten, dat hij er zijn goud en zijn kostbaarheden in zou hebben. Zij grepen diep in de zak, maar dat baatte hun niet, want hij was leeg en dat maakte hen razend. „Sta mij toe weer op te staan," sprak de Heilige Man waardig en hij stond even later voor hen, wel oud, maar fier recht op; de bontmuts was van zijn hoofd gegleden en de zilverwitte lokken dekten zijn voor hoofd en slapen. Eerbiedwekkend was de lange witte baard, die tot aan zijn gordel reikte. De anders zo kal me, doordringende ogen boven de rechte neus keken met edele verontwaardiging van de een naar de ander. „Wat willen jullie van me," zei hij, „ik ben een oud man. Geld en sieraden heib ik niet." Oebjot greep hem in de witte baard en trok er heftig aan: „Maak dat een ander wijs, ouwe! Niemand gaat in dit jaargetij op reis zonder een zak vol geldOnder de openspringende kazak van de Heilige blonk een gouden voorwerp: een crucifix, dat Sanct Nicolai steeds op zijn blote borst droeg. Met een triomfkreet rukte Oebjot het hem af. „Heer Nicolai!" jammerde Iwan, „ze stelen onze paar den. Geef mij een pistool uit de grote zak en ik zal ze..." „Kalm, Iwan," vermaande zijn Meester, maar reeds had Iwan een vervaarlijk pistool uit de wonderzak opge diept, dat hij dreigend heen en weer zwaaide. „Vooruit, weer in de zak," zei de Heilige, „waarom zouden wij hun niet laten, wat wij hun toch zouden hebben gegeven? Doe dat ding weer in de zak!" En Iwan gehoorzaamde, maar reeds hadden de boeven op nieuw de zak in handen; ze schudden hem uit, zij keer den hem binnenste buiten, maar het pistool was ver dwenen en bleef verdwenen. „Mooi staaltje van goochelarij," zei Igrok bewonde rend, „daar kan ik nog heel wat van lerenMaar de anderen bleven te keer gaan: „Waar heb je dat wapen gelaten?" Ze fouilleerden Meester en Knecht en schud den de arme Heilige heftig heen en weer. Nu is Sanct Nicolai wel het voorbeeld van zachtheid en lankmoedigheid, maar bij deze mishandeling door ge wone stervelingen steeg een heilige verontwaardiging in hem omhoog met de onstuimige drift van zijn eeu wige jeugd. „Nu is het uit," zei hij gebiedend, „Oebjot, laat dat! Herken je mij niet?" „Nee," zei de boef grinnikend, „ik ben een boon als ik weet wie je bent „Wil jij beweren, dat je niet meer weet hoe ik aan klopte aan de deur van jullie izba en uit mijn wonder zak een trommel voor je haalde, een pop voor je zusje en een bontmuts voor je grote broer? Nogmaals: waar om neem je met geweld, wat ik je vrijwillig toch zou geven?" „Mijn grootje!" riep Oebjot verbaasd, „jongens, daar hebben we een goede vangst gedaan: Sanct Nicolai en zijn knecht! Nou kunnen we alles krijgen wat we ver langen. Nietwaar?" „Je vraagt maar," zei de Heilige fier, „je weet, ik ver vul van ieder één vraag..." Een luid gelach steeg op en joelend verdrongen de vijf schurken zich rondom Sanct Nicolai en zijn knecht. „Alles wat we maar wensen, hè?" schreeuwde Slawa, „geef mij dan een kruik wodka, die nooit leeg raakt!" „Met genoegen," zei de Heilige, „maar vergeet nou niet: dat spulletje is koppig!" Hij greep in de zak en haalde er een kruik uit, een wonderkruik die nooit leeg raakt. „Mij een sleutel die alle deuren ontsluit, want de bank in Stargorod heeft een kelder vol goud!" „Best, Warofski," zei de Sint en zijn lange smalle hand diepte uit de wonderzak een fijn gouden sleutel tje op, „asjeblieft, maar denk nu niet dat er veel geluk ligt achter die kluisdeur." „Geef mij maar meteen een zak met goudstukken," riep Igrok, „ik wil de bank breken in het Casino." „Je wens is vervuld," zei Sanct Nicolai eenvoudig, „maar het leven zelf werpt de hoogste ogen." „Nou ik!" gromde Oebjot boosaardig, „jullie zijn zot ten... maar ik... is er iets zoeters dan de wraak... geef mij een mes, dat zeker zijn weg vindt..." „Een mes?" zei Sanct Nicolai aarzelend.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1960 | | pagina 29