WAAROM, WAAROM EEN JAPANSE LEGENDE Het kleine bos-hert had op zekere dag bij ongeluk een vrouwtjes-slak doodgetrapt. De mannetjes-slak kroop nu naar het paleis van de Keizerin Iwa no Hime, besteedde drieendertig dagen aan het beklim men van de elf gouden treden van de keizerlijke troon en toen hij tot de voeten van de Keizerin genaderd was, klaagde hij het bos-hert wegens doodslag aan. De Keizerin liet het hert voor zich komen en vroeg op strenge toon: „Waarom hebt gij, o hert, de slak doodgetrapt?'" Het bos-hert boog driemaal zijn sierlijk gewei tot op de grond en sprak: „Allergenadigste Vrouwe, het is buiten mijn schuld ge beurd. Ik was op weg naar mijn leger, dat verborgen ligt in de nabijheid van uw Heilige Vijver, het meer van Iware. Maar toen ik daar voorbijkwam lieten de kikvorsen zulke wonderschone muziek horen, ik moest wel dansen of ik wilde of niet, mijn voeten gin gen vanzelf op en neer, misschien hebben zij toen bij ongeluk de vrouwtjes-slak geraakt; ik weet het niet. Als de kikvorsen geen muziek gemaakt hadden zou het niet gebeurd zijn, edele vrouwe." Nu moesten de kikvorsen uit het meer van Iware voor de Keizerin verschijnen. Zij kwamen in onafzienbare rijen opzetten, zodat alle elf treden van de keizerlijke troon vol raakten van hun aantal. De Keizerin liet een van hun aanwijzen om haar te woord te staan. Deze kikvors droeg een kroon van waterdroppels die als diamanten glinsterden. Zij vroeg hem: „Waarom heeft uw eindeloze familie zulke luide mu ziek gemaakt in mijn vijver? Als gij gezwegen had, zou het bos-hert niet gedanst hebben." De oude kikvors zette zijn vonkensprankelende kroon af en legde die aan de voeten der Keizerin, zeggend: „Machtige gebiedster, wij wiegden ons vreedzaam tussen de rode lissen aan de oever van het meer van Iware, toen wij het stekelvarken zagen naderen. Het liep zo langzaam en deftig gelijk een vroom en voor naam heer; wij vonden het daarom passend, het met muziek en zang te begroeten en hieven het lied onzer voorvaderen aan. Mocht het u behagen, verhevene vrouwe, deze overoude tonen te beluisteren, zo zijn wij bereid ze voor u te zingen. Heb slechts de genade ons een wenk te geven en wij vallen duizendstemmig in." „Neen, o neen!" riep de Keizerin, „het is heden een dag van rouw om ons medeschepsel de slak en gij durft van zingen te spreken? Breng liever het stekel varken hier, opdat het verantwoording aflegge." Het stekelvarken werd nu opgeroepen om te zeggen waarom het langs de vijver van Iware had gewandeld. Het verscheen voor de keizerlijke troon met wijd-uit- gespreide pennen, zodat het wel vijfmaal groter leek 'dan het werkelijk was. Het sprak door zijn neus; dit leek hem deftig toe. „Gegroet, dierbare nicht en Keizerin! Het spijt mij te vernemen dat gij u verwondert over mijn indrukwek-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 34