Randstad Holland (^NIEUWS 22 I J r wordt tegenwoordig veel gesproken over de randstad Holland. Wat wordt daaronder verstaan? Men kan er natuurlijk van alles onder verstaan. Men kan denken aan Amsterdam, Den Haag, Rot terdam, met de tussengelegen plaatsen. Maar de planologen, dat zijn mensen, die zich bezighouden met de toekomstige ontwikkeling van de beschik bare ruimte in ons land, rekenen er veel meer onder. Zij zien de toekomstige randstad Holland op de kaart als een soort groot hoefijzer. Dat be gint aan de ene zijde bij Dordrecht; gaat dan over Rotterdam, Delft, Den Haag en Leiden naar het Noorden tot Haarlem; het buigt dan om langs het Noordzeekanaal tot Amsterdam en het Gooi en buigt terug tot Utrecht en de Utrechtse heu velrug. Het gebied van de IJ-mond en de Zaan streek wordt er ook nog bijgerekend en in het Zuiden het industriegebied van Dordrecht tot Gorinchem langs de Merwede. De randstad Holland, zo wordt verwacht, zal dus een zeer dichtbevolkte, omgebogen rand zijn om een veel minder dichtbevolkt binnenland. De bevolkingsdichtheid van die toekomstige rand stad Holland is nu al zeer groot. Nederland in zijn geheel behoort met zijn 325 mensen per km2 al tot de dichtstbevolkte landen ter wereld. Maar in het gebied van de randstad woonden in 1955 al 2391 mensen per km2. Of anders uitgedrukt, in de randstad, met 5 van de oppervlakte van ons land, wonen 4 van de 11 miljoen mensen; dat is 37 De zogenaamde werkcommissie Westen des lands van de Rijksdienst voor het Nationale Plan heeft berekend, dat men omstreeks 1980 in de randstad op een bevolking van ongeveer VA miljoen moet rekenen. De vraag wordt: waar moet men met al die mensen blijven? Bij de tegenwoordige ontwik keling van de woonruimte in de randstad is het waarschijnlijk, dat er tegen die tijd voor minstens een half miljoen geen plaats zal zijn. Er zijn wel meer grote mensenconcentraties dichtbij in West-Europa: Londen, met 8lA miljoen; Parijs, 5 miljoen; het Roergebied, ook ongeveer 5 mil joen. Ook het gebied van Antwerpen-Brussel-Gent gaat, evenals onze randstad, een grote mensenmassa worden. Een groot verschil maakt het, dat steden als Parijs en Londen zich van een kern uit steeds meer naar alle kanten uitgebreid hebben, terwijl men in de randstad als het ware (iets overdreven gezegd) van de rand naar binnen moet werken. Daarmee zijn de vraagstukken hier wel iets an ders; maar moeilijk zijn ze evenzeer. Om een paar voorbeelden te noemen: het hele ge bied Amsterdam-Zaanstreek; IJ-mond-Haarlem zal in 1980 met 2 miljoen mensen één groot stadscom- plex zijn geworden. Hetzelfde geldt voor Leiden- Den Haag-Delft (VA miljoen) en dat zal weer vrijwel vastzitten aan Rotterdam-Schiedam-Vlaar- dingen (VA miljoen). Het Gooi zit nu al vol en zelfs de Utrechtse heuvelrug begint door het fo- rensendom al aardig opgeslokt te raken. Hoe denkt men nu een zekere spreiding te vinden voor het teveel aan mensen in de randstad? Voor de groep van steden rondom het Noordzeekanaal rekent men, dat een teveel zal ontstaan van een kleine 200.000 mensen. Men wil hiervoor gebieden als Noord-Kennemerland (Alkmaar, Bergen, Hei- loo) tot snellere ontwikkeling brengen; verder een plaats als Hoorn en de toekomstige IJsselmeerpol- ders (Lelystad). Voor het teveel van Amsterdam wordt speciaal gedacht aan Weesp en nieuwe ste den in de Markerwaard en Zuidelijk Flevoland (het laatste ook voor afvloeiing uit het Gooi). Bij Den Haag-Leiden-Delft denkt men aan een grote uitbreiding van de twee laatste steden en aan de bouw van een heel nieuwe, zogenaamde satel lietstad voor 100.000 mensen, Oos telijk van Den Haag. De laatste tijd hoort men al herhaaldelijk over dit plan-Wilsveen spreken. Het Rotterdamse gebied moet zoveel mogelijk naar het Zuiden en Zuidwesten ruimte verschaft worden. Voorne en Putten zullen in de toekomst zeker dichtbevolkt raken; Goeree waar schijnlijk ook. De snelle uitbreiding van de Rotter damse havencomplexen is natuurlijk een probleem op zichzelf. Heel bijzondere vraagstukken treden bij de ontwik keling van de randstad op. Bijvoorbeeld de belan gen van de landbouw; men rekent, dat tot 1980 in het Westen 30- a 40.000 Ha. landbouwgronden voor niet-agrarische doeleinden in gebruik zullen wor den genomen. Men denke verder aan de belangen van de tuinbouw, die juist in het Westen zo sterk ontwikkeld is. En niet te vergeten de bloembollen teelt. Dan is er het vraagstuk van de recreatie; reeds nu trekt op mooie dagen naar schatting A - Vs van de grotestadsbevolking naar buiten. In de toekomst zullen dat lM a 2 miljoen mensen zijn. Waarheen? Het strand zal dan in de zomer wel vol zijn. Men rekent, naar de Veluwe, de Delta- meren, Limburg, of de Ardennen. Dat betekent dus een enorme verdere toeneming van het verkeer. Een bijzondere omstandigheid, die ook weer spe ciale vraagstukken opwerpt, is tenslotte, dat het grootste deel van de randstad laag ligt (tot 6V2 meter onder N.A.P.). Daardoor zijn de kosten van woningbouw, openbare werken, wegenaanleg in verhouding tot andere delen van het land hoog. Ook de watervoorziening levert hierdoor bijzon dere moeilijkheden op. Den Haag en Amsterdam moeten nu al hun benodigde drinkwater door lange leidingen uit de Lek halen. Onoplosbare problemen? De tijd zal 'tieren. Maar een feit is, dat er nog aldoor meer mensen naar het Westen blijven stromen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 24