Hebben we voldoende water?
(^NIEUWS
22
Hoe vreemd het ook klinkt, Nederland heeft tegen
woordig een waterprobleem. Men zou zo zeggen,
hebben we nog geen problemen genoeg? Als er
iets is, waaraan ons land rijk is, dan is het toch
wel het water. En zeker in een verregende zomer
als die welke we net achter de rug hebben. Men zou
zo zeggen, maar het is niet waar. En we vermoeden,
dat degenen, die zich bezighouden met de water
voorziening van ons land, heel blij zijn met die
verregende zoirner. Het vorige jaar met de droogte
is het dreigende tekort heel duidelijk gebleken.
Maar als we het over waterproblemen hebben,
moeten we eerst twee dingen vaststellen. In de
eerste plaats: Nederland heeft wel overvloed aan
water; maar het heeft nauwelijks voldoende zui
ver water, d.w.z. water, dat geschikt is voor drink
water, voor de industrie en voor bevloeiing. In de
tweede plaats: de beschikbare hoeveelheid water
is niet afhankelijk van een natte of een droge
zomer, al worden in het laatste geval de proble
men wel ineens heel duidelijk.
Als men eens bij zoiets als de watervoorziening in
ons land stilstaat, komen er interessante dingen te
voorschijn, waaraan je niet zo gauw gedacht zou
hebben. Bijvoorbeeld de vraag: waar komt het
meeste water vandaan, dat in ons land ver
bruikt wordt? Uit de lucht, zullen de meesten ant
woorden. Mis! De goede, oude Vader Rijn is onze
voornaamste waterleverancier.
Dé deskundigen verklaren dat 65 van al het
water, dat ons land in een jaar ter beschikking
heeft, afkomstig is van de Rijn. Daaruit zien we
dus van hoe grote betekenis die rivier met zijn
vertakkingen voor ons land is. En dus ook welk
een levensbelang wij Nederlanders erbij hebben,
dat het water van de Rijn voldoende zuiver is.
Daarin schuilt nu juist de reden waarom we te
genwoordig in ons land moeten spreken van een
waterprobleem. Het water van de Rijn, als hij bij
Lobith ons land binnenkomt, is namelijk vervuild.
Zo erg, dat een der deskundigen van de Neder
landse watervoorziening onlangs heeft gesproken
over „de zieke Rijn". De grootste schuldigen aan
deze verzieking van de Rijn zijn de industrieën in
de oeverstaten, die hun afvalstoffen op de Rijn
lozen; voornamelijk de Franse kali-industrie in de
Elzas en de fabrieken van het Roergebied. Men is
dan ook reeds lang internationaal aan het onder
handelen om daarin verbetering te brengen.
Een andere vraag, die interessant is, luidt: waar
voor is in Nederland het meeste water nodig?
Degenen, die willen antwoorden: voor drink- en
waswater, zullen wel begrijpen, dat ze ernaast zijn.
Het is óók niet de industrie met 'haar grote water
behoefte; al is deze wel een grote afnemer van
zeer zuiver water. Het zijn zelfs niet land- en tuin
bouw, die op hun beurt, vooral de laatste jaren voor
besproeiing, nog grotere hoeveelheden water no
dig hebben dan de industrie. (Men moet tussen
haakjes eens opletten wat een enorme vermeerde
ring van besproeiingswerktuigen men na de droge
zomer van het vorige jaar op het land ziet.) De groot
ste hoeveelheden water (3 a 4 miljard m3) en
zelfs water van behoorlijke kwaliteit zijn nodig
voor doorstroming. Wat betekent dat?
Ons land ligt dicht bij zee. Door de open rivier
armen en de sluizen aan zee komt voortdurend
zout water naar binnen. Maar dat niet alleen. Een
groot deel van Nederland is laag gelegen, tot ver
onder N.A.P. Daardoor heeft in de bodem op tal
loze punten zogenaamde kwel plaats. Zout water,
dat van de zee af door de bodem heen naar boven
komt. Dan maar pompen, zou men zeggen. Ja,
maar deze kwel veroorzaakt in verschillende delen
van het land een vrij vergaande verzilting van
het grondwater en dus van de bodem en dus van
het oppervlaktewater. De enige mogelijkheid om
het gevaar van deze verzilting van de bodem tegen
te gaan, is overvloedige doorstroming met goed
zoet water.
Vandaar dat er dus in al onze waterschappen en
polders een voortdurende waterverversing moet
plaats hebben en daarvoor is zeer veel water van
elders nodig. Het IJsselmeer, gevoed door de Rijn,
is een van de belangrijkste reservoirs. In de toe
komst komt daar het Zeeuwse Deltameer gelukkig
nog bij. Want met een droge zomer als in 1959
had men aan het IJsselmeer nauwelijks genoeg.
Het open, stromende water, (rivieren, kanalen, be
ken) heeft door de geheimzinnige bacteriewerking
een sterk zelfreinigend vermogen. Daarom heeft
men zich vroeger ook niet druk gemaakt over ver
vuiling van de openbare wateren. Maar met de
tegenwoordige ontwikkeling van de industrie en
de steden is de watervervuiling zeer groot gewor
den. En de voornaamste moeilijkheid is, dat die
vervuiling en lozing meestal op bepaalde punten
plaats heeft. Men heeft immers fabriekscentra, stads
centra. En daar kan Moeder Natuur, ondanks haar
groot reinigend vermogen niet tegen op. Vandaar
dat men tegenwoordig de ene na de andere ge
meente en ook fabrieken ziet overgaan tot het aan
leggen van zeer kostbare waterzuiveringsinstalla
ties. Deze dienen dus vooral voor voldoende zui
vering van het afvalwater (rioolwater), dat op de
openbare buitenwateren geloosd moet worden. Een
deskundige heeft onlangs medegedeeld, dat in to
taal binnen afzienbare jaren in ons land voor een
bedrag van 700 miljoen aan zuiveringsinstalla
ties besteed zal moeten worden. Dat is nodig als