de handles om te stoppen en welke richting voor- en ach teruit was. Ja, hij wist beslist al heel wat van de bedie ning van locomotieven af en een paar machinisten had den hem al eens het een en ander laten zien. En daarom had hij, voor hij in slaap viel, besloten, de volgende dag naar de locomotievenloods te gaan en daar te vragen of hij drie maanden helpen mocht. Hij herhaalde voor zich zelf de verschillende soorten seinpalen, die er waren en de betekenis daarvan. Opeens zag hij de grote sneltrein- locomotief voor zich. Twee-en-twintig wielen had die, zes kleine wielen voor, acht grote wielen in het midden en acht kleine wielen onder de tender, waar grote brok ken steenkool lagen opgestapeld. Het was hem alles bitter tegengevallen de volgende dag. De machinist van de rangeerlocomotief had hem glim lachend aangeraden naar het hoofdkantoor van de spoor wegen te gaan en daar te solliciteren. Maar op het hoofd kantoor hadden ze hem niet eens toegelaten. De portier, die breed achter de draaideur van de hoofdingang had gestaan, had niet eens „gevraagd" wat hij wilde, maar slechts zijn wenkbrauwen opgetrokken. Het enige ant woord wat Dicky van hem ontvangen had, nadat hij zijn relaas gedaan had, was: „Hou je grootje voor de gek." En toen stond hij weer op straat. Tenslotte was hij weer teruggegaan naar de machinist van de rangeerlocomotief en die had gezegd: „Ja, jongen, sommige mensen houden liever hun gemak dan dat ze iets voor iemand anders doen. Weet je wat? Ga eens naar onze voorman in de locomotievenloods; daar, die met die zwarte uniformpet op." Dicky had bedankt voor die raad en was van de spoor brug, vanwaar hij het gesprek met de rangeermachinist gevoerd had, naar beneden gegaan, naar de overweg, die heel lang gesloten bleef en toen zo de spoorbaan op naar de locomotievenloods. Met zijn handen in zijn zakken en af en toe een trap tegen een grote kiezelsteen gevend, was Dicky bij de in gang van de loods blijven staan tot de voorman, die een grote locomotief aan het oliën was, wat dichterbij kwam. De man had echter alleen maar oog voor zijn werk en merkte de jongen helemaal niet op. Dicky begon wat te kuchen en riep toen: „Baas De man keek op, monsterde de jongen en vroeg: „Wat doe jij hier. Je bent op verboden terrein." En om dan als een jongen, die het ernstig meent alleen maar te horen te krijgen: „het is geen bewaarschool" en „laat geld verdienen maar aan je vader over Veel had hij niet meer gezegd in die locomotievenloods. Om troost te zoeken, was hij weer op de luchtbrug gaan staan. Zijn enige vriend, de rangeerlocomotieven-machi nist, was nog druk bezig. Daar kwam hij weer aan met wat goederenwagens. Toen het treintje vlakbij gekomen was, knarsten de remmen en in een langzaam vaartje reed de locomotief de brug onderdoor. „Succes gehad?" riep de machinist onder het passeren. Dicky schudde het hoofd. „Hij denkt, dat ik niks kan!" riep hij naar beneden. Weg was het treintje alweer. De blijdschap, dat er tenminste iemand was die hem voor vol aanzag, verdween echter met het treintje snel. Hij slen terde weer naar beneden en met een aanloopje sprong hij boven op het hek van houten bielzen, dat langs de spoor baan stond. Hij keek naar de draaischijf bij de locomo tievenloods, waar de locomotief juist opreed, die de voorman zopas gesmeerd had. Wat moest hij doen? Mismoedig zat hij daar een tijd lang op dat hek van dwarsliggers en zijn maag rammelde. Het moest al ver na etenstijd zijn, want de schemer daalde al. En hij had zich nog wel voorgenomen niet thuis te komen zonder geld verdiend te hebben. Na enige tijd merkte hij op, dat de nachtposttrein al in gereedheid werd gebracht en kreeg hij een idee. Zou hij als verstekeling proberen mee te rijden en onderweg te voorschijn komen en dan zo flink helpen met stoken als hij maar kon? Eraf gooien zouden ze hem vast niet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 25