Wat kon je meer overkomen? Men moest iets riskeren. Een tweeentwintig-wielige, moderne locomotief werd al in gereedheid gebracht en grote luxe-wagens en post wagens werden gerangeerd. Dicky bedacht zich niet lan ger, sprong naar beneden en in het schemerduister sloop hij over de rails in de richting van de loods. Daar kwam de grote locomotief aanrollen. De remmen knarsten oor verdovend en met een schok stond de machine, al hijgend en blazend, stil. Het was voor de jongen alsof hij voor een huizenhoog monster stond. Maar hij overwon die plotselinge vrees en met een sprongetje was hij op het ijzeren laddertje van de tender gesprongen en klom voor zichtig omhoog. Tussen enorme, grote stukken steenkool verborg hij zich. Nu moest hij goed plat achter die brok ken blijven liggen, nam hij zich voor. Dan kon niemand hem ontdekken. Een kwartier later rolde de trein het duistere station binnen en stond daar nog enige minuten, die tergend langzaam voorbij gingen. En toen vooruitschuivend over de geheimzinnig blinkende spoorstaven ging het de don kerte in. De nachtposttrein was vertrokken. De koude nachtwind blies hevig over de tender waar Dicky lag. Enige malen had hij het hoofd omgewend. Het was on mogelijk tegen de wind in adem te halen. Hoe hard moest die nachttrein wel rijden? Minstens met een vaartje van honderdtwintig kilometer per uur! Een half uur lang hield Dicky zich stil en al heel wat stationnetjes waren ze voorbij gesuisd. Hij wist, dat ze niet ver meer van de grote rivier verwijderd konden zijn, hoogstens twintig kilometer. Voorzichtig begon de jongen over de steenkoolbrokken naar voren te schuiven. De stoker en de machinist waren druk aan het werk. Haperde er iets aan de deur van de stookplaats? De beide mannen stonden met inspanning van alle krachten te rukken en te trekken. Het deurtje moest wel muurvast zitten. Plotseling schoot de deur open en een geweldige vlam sloeg eruit. De kleren van de beide mannen hadden vlam gevat. Ze waren gevallen en wentelden zich over de me talen vloer. In een oogwenk was Dicky naar voren ge kropen en sprong naar beneden. Hij gaf een trap tegen het deurtje van de stookplaats waardoor het dicbtvloog. Toen trok hij zijn jasje bliksemsnel uit en doofde daar mede de vlammen die lekten om de kleren van de op de grond liggende mannen. De stoker bleef duizelig liggen en de machinist kreunde van pijn en hield de handen voor de ogen. Intussen raasde de trein voort in het duister. Langs de baan vóór de trein tekenden zich enige lichtjes af, rood- rood-rood-rood. Maar er was geen machinist om deze onveilige signalen te kunnen waarnemen. Dicky probeer de eerst de stoker door schudden, tot bewustzijn te brengen. Maar dat lukte niet dadelijk. Toen vroeg hij de nog steeds kreunende machinist wat hij doen moest. Maar die gaf hem geen antwoord. De trein flitste langs het eerste rode licht met een snel heid van meer dan honderd kilometer per uur. Een wachthuisje werd in een zucht gepasseerd en geen van de vele passagiers, die slapend of soezend in de kussens achterover hingen, kon ook maar vermoeden, dat daar naast de rails een baanwachter handenwringend de trein nastaarde en naar de telefoon vloog om de volgende en laatste post vóór de geopende, defecte brug over de grote rivier te waarschuwen. Maar wat zou dat nog kunnen baten? De trein had hier al moeten afremmen met een dergelijke vaart Op de locomotief waren de beide mannen nog steeds niet tot bewustzijn gekomen en Dicky wist niet wat hij beginnen moest. Een grote onrust kwam er plotseling in hem op en hij greep een ijzeren handvat en keek op zijn tenen staand door het ruitje over de spoorbaan voor hem, waarvan de trein in een minuut kilometers ver slond. Plotseling was er een hevige schok door hem heen ge gaanRood Licht! En... dat moest het licht van de hoofdseinpaal zijn! De Hoofdseinpaal! Dan moest hij de voorseinpaal al voorbijgereden zijn, flitste het door zijn brein. Bliksemsnel bekeek Dicky de verschillende hand les. Alles was hier zo veel groter dan in zijn boeken af gebeeld stond. Welke handles moest hij ook weer hebben om dadelijk te remmen? Een ogenblik weifelde hij en greep. De trein begon plotseling uit alle macht te flui ten. Zes handles kwamen, tegelijk met de grote handle, die Dicky nu herkend had en die hij met alle kracht om laag duwde, in beweging. Een oorverdovend gepiep en geknars volgde. Dicky werd van de ene kant naar de andere geslingerd. Honderden meters was de trein nog doorgereden, maar stond ten slotte stil. Was de locomotief uit de rails gelopen? Uit de locomotief hangend nam Dicky waar, dat slechts enkele tientallen meters vóór de locomotief een grote afgrond gaapte. In die zwarte diepte was de rivierDe brug stond open Een ondeelbaar ogenblik was alléén nog het geblaas van de locomotief te horen. Toen werden alle portieren open gegooid en brak het gegil van vrouwen en geschreeuw van mannen los. Een man met een rode lantaarn, die de trein tegemoet gesneld was, maar op het laatste ogenblik had moeten opzijspringen, was op de locomo tief gesprongen en draaide snel aan enige handles. Ontzet zag hij hoe stoker en machinist overeind pro beerden te krabbelen en toen pas ontdekte hij een bleke jongen in de hoek, die stamelde:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 26