Hr. Ms. Flottieljevaartuig „SOEMBA"
UIT DE OUDE DOOS (22)
(^NIEUWS
4
Gezien het feit, dat in deze rubriek tot dusver
bijna uitsluitend door „Fijenoord" gebouwde sche
pen zijn besproken werd het tijd eens een„Wilton"-
schip onder de loupe te nemen.
Voor het vroegere Wilton-Bedrijf, dat zich voor
namelijk op reparatiewerk richtte en slechts in be
perkte mate nieuwe schepen of baggermateriaal
bouwde, was het een grote eer, opdracht te ontvan
gen voor de constructie van het flottielje-vaartuig
„Soemba".
In 1924 werd de kiel van dit oorlogsschip gelegd
op de dwarshelling van de werf aan de Westkous-
dijk. Een foto van de „Soemba" in aanbouw treft
u hierbij aan.
Met haar bij Fijenoord gebouwd zusterschip „Flo-
res" behoorde zij tot een scheepstype, waarvan
slechts weinig vertegenwoordigsters te vinden wa
ren of zijn. Haar voornaamste taak was het ver
dedigen van mijnenvelden, voornamelijk bij de
toegangen naar de marinebasis Soerabaja.
Het meest geleken de „Soemba", „Flores en de
meer moderne „Johan Maurits van Nassau" op de
Britse sloops. In tegenstelling tot deze laatsten, wa
ren onze schepen echter voorzien van een pantser-
dek en een gepantserde commandotoren. Zij voer
den de voor hare afmetingen zware bewapening
van drie kanons van 15 cm.
Na op 12 april 1926 te zijn indienstgesteld, ver
trok de „Soemba" met het zusterschip „Flores"
ruim twee maanden later naar de Oost.
Gedurende de jaren, die voorafgingen aan de
Tweede Wereldoorlog werd de „Soemba" veel ge
bruikt voor visserijinspectie.
Nadat eind 1939 de „Flores" naar Nederland was
teruggeroepen, bleef de „Soemba" alleen in de tro
pische wateren achter.
Als eerste schip van onze zeestrijdkrachten in het
voormalige Nederlandsch-Indië werd het flottielje
vaartuig gedurende de zomer van 1940 te Soera
baja uitgerust met een Asdic-installatie; bovendien
werd de bewapening uitgebreid met twee rekken
en twee werpers voor dieptebommen. Na deze mo
dernisatie oefende men veel met onderzeeboten,
vliegtuigen en torpedomotorboten.
In augustus 1941 werd de „Soemba" in de Riouw-
archipel gestationeerd en na het uitbreken van de
oorlog met Japan escorteerde het schip vele koop
vaarders naar en van Singapore. Na een reparatie
beurt in Soerabaja werden de convooidiensten in de
Riouwarchipel en later in Straat Soenda voortge
zet, waarbij op 13 februari 1942 drie Japanse bom
menwerpers een aanval op het schip uitvoerden.
Geen der eenentwintig afgeworpen bommen trof
doel, doch toen de vliegtuigen de „Soemba" met
mitrailleurs bestookten vielen er slachtoffers.
Toen Japanse troepen Oosthaven op Sumatra
bereikten, werd voor deze haven geankerd en een
beschieting uitgevoerd ter dekking van de evacuatie
van onze eigen troepen. Bovendien vernielde men
installaties aan de wal.
De strijd liep ten einde en de „Soemba" kreeg op
dracht naar Colombo uit te wijken. Kort na het
vertrek ontving men een nieuwe opdracht, name
lijk het convoyeren van een K.P.M.-schip, dat ech
ter reeds voor de ontmoeting door een Japanse
onderzeeboot werd getorpedeerd.
Na in een baai aan de westkust van Sumatra uit
een geheel gecamoufleerde hulptanker gebunkerd
te hebben, werd de reis vervolgd.
In de Indische Oceaan werd een onbekende onder
zeeboot gesignaleerd, doch zonder kleerscheuren
bereikte men uiteindelijk Colombo, waar gemeerd
werd langs het voorraadschip en voormalige kabel
legger „Zuiderkruis".
Reeds dezelfde avond werd doorgestoomd naar
Bombay voor reparatie. Hier werd de mast van de
„Soemba" ingekort en de vliegtuigafweer versterkt
door opstelling van Oerlikons en extra mitrailleurs.
Bovendien werd airconditioning aangebracht, waar
van de uitwerking nihil was.