„Vooruit dan maar," fluisterde
Paulus, „ik ga die reisring probe
ren!" Het boskaboutertje zag een
beetje wit om zijn neusje en hij
had bibberknietjes. Heel voor
zichtig schoof hij de ring aan zijn
vinger, terwijl hij mompelde: „Ik
zou zo graag eens een vreemde
kabouter opzoe hoe hela -
hoooooo!" Boems! Pats! Kletterde
- kletterde klatsRinkeldekink
kink! Vóór Paulus begreep wat er
eigenlijk met hem gebeurde, was
hij met een geweldige vaart tegen
een vreemde kabouter aangevlo
gen en die vreemde kabouter viel
voorover in een teil met vaat
werk! Het maakte allemaal een
reusachtig kabaal en toen de bor
den en kopjes waren uitgerinkeld, hoorde Paulus de vreemde kabouter proesten in het zeepsop. Paulus krabbelde haastig over
eind, de vreemde kabouter ook en toen stonden ze elkaar een poos met grote ogen aan te staren. Doch daar barstte opeens de
vreemde kabouter los in een stroom van verwijten. „Ik ben geen kegelspelIk zou juist mijn vaat gaan wassen, dat doe ik eens
in 't jaar en nu heb jij „Neem me niet kwalijk," fluisterde Paulus, „het komt allemaal door deze reisring. Ik moet er nog
aan wennen en ik weet ook nog niet zo goed hoe hij werkt en toen wilde ik een vreemde kabouter opzoeken en u bent wel
een héél vr:emde kabouter, want wie wast er nu eens in 't jaar zijn bord
jes af?" „Dat gaat je niets aan!" riep de vreemde kabouter boos, terwijl'
hij onder luid gerinkel rondstapte in zijn teil met scherven. „Ik was
wanneer ik wil, of liever: wanneer ik niet wil, want ik wil het niet, ik
heb een hekel aan wassen en eens in 't jaar is meer dan genoeg en jij
bent één van die eigenwijze kabouters, die tovermiddeltjes gebruiken
zonder aan de gevolgen te denken!" Paulus beet op zijn baardje van ver
legenheid. Hij had wel in de grond willen wegkruipen, zó schaamde hij
zich. „Laat mij die reisring van jou eens zien!" bromde de boze kabouter.
„Ja," zei Paulus kleintjes. Hij trok de reisring van zijn vinger en
ffffffffff plof! Daar lag Paulus op zijn neus, midden in het grote bos!
Zo eindigde de eerste reis met de reisring.