J heeft 't van de zolder gehaald omdat 't zulk lelijk weer is en omdat je het zo slecht treft met je vakantie!" Het was een oud, heel oud geschiedenisboek, vol zwarte en gekleurde platen met onderschriften van gekrulde hoofdletters. Han wou er juist iets van proberen te lezen, maar Juffrouw Kiel duwde haar opzij en begon met rappe handen de gele, krakende bladzijden om te slaan. „Hier, déze!" riep ze, „déze plaat moet je eens zien! Wat staat er onder toe, lees dan, kind!" Met een plechtige stem viel ze zelf al in: „De Gravinne Jacoba van Beyeren, gaande ter valkenjacht"Nou, wat zeg je er van? Heb je ooit zo iets in je handen ge had Nee, dat had Han zeker nietze hield haar adem weer in, want daar reed nu de Gravinne Jacoba op een schimmel tussen een gezelschap van dames en heren en ze had een rose japon aan met een groen lint om haar middel! Wat een toevalEn dan nog precies, precies de kleur van 't lint van Oom Frans, dat scheelde geen haar! Wat Moeder en Juffrouw Kiel verder die middag samen bepraatten, Han hoorde er geen woord van. Ze zag niet hoe Moeder de lapjes- en kantjesdoos weer inpakte en wegzette, ze merkte niet eens dat Loeloe- Loetje zich achter haar rug op de vensterbank hees en daar lekker languit ging liggen ze zat maar met het geschiedenisboek op schoot naar die ene prachtige plaat te turen. Zo zag dus een gravin er uit, met zo'n vreemde hoge puntmuts op haar hoofd. Wat een lange sluier wap perde daar van af toch een gekke hoed voor zo'n voorname dame, 't leek wel een clownsmutsMaar nu ja, als het in die tijd mode was, kon Gravin Jacoba moeilijk iets anders opzetten. En wat een pracht van een schimmel! Die was nu heus zo opgetuigd als de schimmels die je de volgende week in de stoomdraaimolen op en neer zou zien deinen en vooruitgalopperen, soms met hun drieën op een rij, soms ook met hun tweeën; die zaten dan met fluwelen leidsels vast aan een koetsje, dat heen en weer wiegde. Daar was een bankje in, ook van rood fluweel, maar nog met gouden franje er omheen de zolder van zo'n koets was een net van verguld koord en op de vier hoeken brandden gekleurde lampjes. O, als je daar toch eens in kon zitten! Verleden jaar mocht het niet van Moeder; Moeder was bang dat ze van al dat ronddraaien en heen en weer wiebelen akelig zou worden. Bah, echt flauw van Moeder! Ze was nu toch bijna negen, waarom kon ze niet in haar eentje naar de stoommolen, ze hoefde toch niet altijd aan 't handje te lopen Nee hoor, als ze dit jaar eens flink wat kermisgeld kreeg het kon toch gebeuren dan zou ze vast en zeker een kaartje voor zo'n koetsje kopen, al kostte het dan ook een dubbeltje extra. En nu was het dan eindelijk kermis. Overal rook het naar oliebollen, alle kinderen bliezen op toeters, de orgels van de schommelschuiten en de stoommolen schetterden door elkaar, Moeder hield er haar oren voor dicht, maar Han vond het heerlijk, heerlijk! 't Regende nog wel, de eerste dagen, maar misschien was 't op Paardenmarktdag wel droog. Paardenmarkt dag was de leukste en drukste dag van de kermisweek; Moeder had beloofd dat Han dan haar rose katoenen jurk aan mocht hij was wel niet nieuw, maar Moe der had hem keurig gewassen en gestreken; een heel werk hoor, met al die strookjes. Jacoba's jurk was ook al klaar; er zat werkelijk een groen lintje om haar middel, Juffrouw Kiel had het gegeven ze had ook twee kleine gele roosjes van zij ge haakt, Jacoba zag er snoezig uit. Ze stelde nu Assepoes wel voor, maar de goede petemoei had haar niet in een prinses maar in de gravin Jacoba van Beyeren ver anderd, dat ging net even gemakkelijk. Maar nu gebeurden er ineens allerlei dingen waar nie mand op gerekend had Ten eerste struikelde nét op de morgen van Paar denmarkt Juffrouw Kiel over luie dikke Loeloe- Loetje die niet bijtijds voor haar opzij ging toen ze om Moeder te verrassen een boeketje geplukt had van de mooie theerozen die langs haar heg groeiden. Ze viel er mee voorover en daar lag ze nu met een ge broken enkelDe dokter werd geroepen, de zieken auto kwam voor, de voet ging in 't gips en dat moest in het ziekenhuis gebeuren; Oom Theodoor liep wan hopig heen en weer, Moeder moest met alles helpen, het was een akelige toestand. Han had natuurlijk wel medelij met arme Kieltje, maar ze dacht toch aldoor: „Nu mag ik vanmiddag alleen naar de kermis, lekker, alleen, alleen! Hè, hield die regen nu ook maar op!" „Mag ik evengoed mijn rose jurk aan?" zeurde ze aan Moeders hoofd. „Welnee kind, je blauwe is goed genoeg onder je re genmantel." „Bah!" zei Han knorrig. „En wat krijg ik dan voor geld?" „Geld?" vroeg Moeder ver wonderd. Ze was helemaal in de war door Kieltjes on geluk en moest zich met allerlei dingen haasten. Oom Theodoor stak tel kens zijn hoofd om de deur, nu om dit, dan om dat; zijn handen trilden, hij wist maar half wat hij deed. Moeder moest voor hém ook zorgenhij wilde zijn winkel niet ver laten. „Hier!" zei ze gejaagd, „hier heb je al vast twee kwartjes, maar hoor eens, haal eerst even een lekkere wafel voor Oom Theodoor, dan heeft hij tenminste wat bij zijn koffie ja, je krijgt vanmiddag nóg wel wat van me, ik moet nu r

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1961 | | pagina 22