17
(^NIEUWS
Zorgvuldig poetste Sint Nicolaas zijn
bril op. Toen nam hij de brief, die
één van zijn knechten zojuist had
gebracht en scheurde hem voorzich
tig open. Terwijl hij las fronste hij
de wenkbrauwen en schudde lang
zaam het hoofd. Daarna liet hij de
brief op tafel vallen en streek zich
peinzend door de witte, golvende
baard. Vijf minuten bleef hij voor
zich uitstaren en toen pakte hij de
brief weer op om hem nog eens te
lezen.
„Beste Sinterklaas," las hij. „Ik heb
een neefje van twaalf jaar, Karei
heet hij, die zo graag met uw ver
jaardag een fiets wil hebben. Ik be
grijp, dat u niet zulke grote cadeaus
kunt geven. Maar omdat Karei zo'n
aardige jongen is, die op school
goed zijn best doet, vind ik, dat zijn
hartewens maar in vervulling moet
gaan. Ik heb zelf geen kinderen, Sin
terklaas, en ik heb veel geld. Daar
om stuur ik u in deze brief genoeg
geld om voor Karei een mooie sport-
fiets te kopen. Wilt u hem op Sin
terklaasavond zelf komen brengen?
Als het kan graag om een uur of
acht. De hartelijke groeten van
oom Piet."
P.S. Karei woont op nummer 16 in
de
„Da's fraai," mompelde Sinterklaas,
„nu is de hele brief goed leesbaar,
alleen uit het adres kan ik geen wijs
worden. Piehiet, Piehietü"
Piet kwam binnen. „Ja Sinterklaaas,
hier ik ben. Wat er zijn van uw
dienst?"
„Och Piet, kijk eens: je hebt me zo
juist deze brief gebracht. Lees hem
eens."
Piet ging aandachtig de brief lezen.
Toen hij hem uit had, keek hij Sin
terklaas vragend aan.
„Heb jij het adres kunnen ontcijfe
ren Piet?"
„Ik denken, dat er staan Anker
straat."
„Ankerstraat? Ik meende er Aster
straat uit op te maken, Piet!"
„Maar Sinterklaas, wij die oom Piet
gauw opbellen, hij het ons vertel
len
Sinterklaas schudde zuchtend het
hoofd. „Nee Piet, die oom Piet is
vast een bijzonder aardige man, maar
hij is wel een beetje slordig. Hij
heeft op de briefomslag geen afzen
der gezet en hij ondertekent zijn
brief alleen maar met oom Piet.
Laten we samen nog eens goed kij
ken."
Het zwarte krullenhoofd van Piet
en het grijze hoofd van Sint Nico
laas bogen zich over de brief. Enige
tijd bleven ze het adres bestuderen.
„Nu geloof ik toch ook, dat er An
kerstraat staat, Piet."
„Ja Sinterklaas, dat staan er beslist.
Maar u weten wat? Wij met die fiets
naar Ankerstraat gaan en wij vragen
of daar een jongetje wonen, die
Karei heten. Als daar geen Kareltje
wonen, wij weten, dat wij zijn moe
ten in de Asterstraat."
Het was Sinterklaasavond. Karei van
Hemert zat met zijn vader en moe
der een kop chocolademelk te drin
ken. Daar ging de bel. Karei sprong
op.
„Zal dat misschien een pakje van
Sinterklaas zijn? Mag ik gaan kijken,
moeder?"
„Ja hoor, ga jij maar opendoen."
Karei holde naar de gang en trok de
deur open. Voor hem stond geen
Sinterklaas en ook geen pakje: nee,
het was oom Piet.
„Ha oom Piet, bent u het? Wat
leuk! Ik dacht eigenlijk, dat er een
pakje van Sinterklaas werd gebracht."
„Niks hoor," lachte oom Piet, „ik
ben het maar. Wat naar hè?"
„O nee, oom Piet," protesteerde Karei,
„ik vind het juist fijn als u komt,
dat weet u best."
Samen liepen oom Piet en Karei naar
binnen.
„Ik heb Sinterklaas gesproken," ver
telde oom, „hij komt vanavond zélf
een klein pakje voor je brengen."
„Is dat heus waar?" vroeg Karei on
gelovig, „wat enig," riep hij blij toen
oom bevestigend had geknikt.
Oom Piet keek tersluiks op de klok.
Het was acht uur. De Sint zou zo
dadelijk wel komen. Om half negen
echter, was Sint Nicolaas nog niet
geweest. Karei zat van spanning op
zijn stoel heen en weer te schuiven.
„Heeft Sinterklaas gezegd hoe laat
hij komt, oom Piet?"
„Hm, hm," kuchte oom Piet. „Eh nee,
dat niet. Maar ik denk, dat hij nu
wel gauw hier zal zijn. Er zijn nog
meer kinderen waar hij zelf heen
moet, Karei."
Het werd negen uur. Nog geen Sin
terklaas te zien. Half tien. Karei zat
sip te kijken. Zou Sinterklaas hem
vergeten De klok gaf tien harde
slagen.
„Ik begrijp er niets van," zei oom
Piet zenuwachtig, „Sint Nicolaas zou
heus komen, hoor!"
„Het wordt tijd, dat Karei naar bed
gaat," zei moeder aarzelend.
De tranen sprongen in Kareis ogen.
Oom Piet zag het en zijn medelijden
met het neefje werd nog groter dan
het al was. O, o, wat vond hij het