(^NIEUWS
18
vervelend. Opeens sprong hij op.
„Weten jullie wat ik zal doen?" riep
hij uit, „ik ga kijken of ik Sinterklaas
kan vinden. Hij heeft vast een lekke
band of zo iets. Ik ben met mijn
auto dus dan heb ik hem wel gauw
gevonden. Karei moet dan nog maar
even opblijven."
Oom Piet liep naar buiten, startte de
motor en stoof met een flinke vaart
de straat uit.
Karei Smit lag met een blosje op zijn
magere wangen in het bed in de huis
kamer. Hij keek naar zijn broertjes
en zusjes, die met moeder om de tafel
zaten. Omdat het Sinterklaasavond
was, hadden ze alleen een zakje snoep
gehad. Alleen hij, Karei had een echt
geschenk gekregen. Een mondharmo
nica.
Karei," zei Kees jaloers. „Mag ik er
even op blazen?"
„Niks hoor," kwam moeder tussen
beide, „die harmonica is voor Karei.
Ik vind, dat hij hem echt heeft ver
diend. Welke jongen zou er in het
ijskoude water springen om een poesje
te redden?"
„Och moeder," zei Karei afwerend,
„dat zouden zoveel jongens doen.
Het is alleen zo vervelend, dat ik een
longontsteking er door heb opgelo
pen. Maar nu zal ik wel gauw beter
zijn."
Op dat moment werd er gebeld.
Moeder ging opendoen. De kinderen
zaten allen met gespitste oren te luis
teren. „Ja," hoorden ze moeder zeg
gen, „hier woont Karei." De deur
ging open en binnen stapten Sin
terklaas en Piet.
„Dit is Karei," zei moeder. Karei gaf
de Sint een hand.
„Ben je ziek jongen?" informeerde
Sinterklaas.
Moeder vertelde wat er was gebeurd.
Sinterklaas knikte. „Iemand heeft mij
gevraagd jou een mooi geschenk te
brengen, Karei. Nou, dat heb je dan
verdiend, hoor. Piet, haal het eens."
Piet liep de kamer uit en kwam even
later terug met de prachtigste sport-
fiets, die Karei ooit had gezien. Hij
kon zijn ogen niet geloven. Was die
heus voor hem?"
„Word maar gauw beter, Karei," zei
Sinterklaas. „Dan kun je fijn gaan
fietsen."
Toen verlieten de Sint en Piet de
woning van Karei Smit.
Oom Piet reed kris kras door de stad
op zoek naar de Sint. Maar waar hij
ook keek, hij zag geen spoor van de
goede bisschop. Hij vroeg aan voorbij
gangers of zij Sinterklaas misschien
ergens hadden gezien. Niemand kon
hem helpen. Het werd half elf, kwart
voor elf, en oom Piet besloot net het
op te geven, toen hij Sint en Piet uit
een huis zag komen.
„Sinterklaas," riep hij, „och Sinter
klaas, waar blijft u met de fiets voor
Karei? De jongen moet nodig naar
bed."
„Karei?" zei Sinterklaas verbaasd,
„fiets? Ik heb die fiets al om acht
uur bij Karei gebracht. Hij was er
dolblij mee."
„Dat bestaat niet, Sinterklaas," riep
oom Piet, „want ik ben de hele
avond bij Karei thuis geweest. U
hebt die fietsooooh Sint,, u hebt
die fiets toch niet bij een ander ge
bracht?"
Sinterklaas en Piet keken eerst elkaar
en toen oom Piet ontsteld aan. Toen
vertelde Sint hoe onduidelijk het
adres was geweest en dat Piet en hij
beslist hadden gedacht, dat er Anker
straat stond.
„Ja," zei Piet, „en ik toen stellen
Sinterklaas voor, te gaan naar de
Ankerstraat en vragen of er een jon
gen wonen, die Karei heten. En daar
inderdaad een jongen wonen, die
Karei heten. Een arme, zieke jongen."
„Ik zal die fiets bij die Karei terug
halen," zei Sinterklaas bedroefd.
„Wat heb ik een onvergeeflijke fout
gemaakt. U moet weten, oom Piet,
dat die jongen een zware longont
steking heeft gehad, doordat hij een
poesje uit het water heeft gehaald.
Hij is nu juist aan het opknappen.
Hij was zo gelukkig met de fiets,
want het kind is niet aan mooie
cadeaus gewend."
Oom Piet keek Sinterklaas aan.
„Nee Sinterklaas," zei hij toen, „die
fiets wordt niet teruggehaald. Laat
Karei uit de Ankerstraat de fiets maar
houden. Hij heeft het verdiend. Maar
wij gaan nu zo vlug wij kunnen een
andere fiets kopen voor mijn neefje
Karei uit de Asterstraat. Die jongen
heeft hem na een hele lange avond
wachten ook dubbel en dwars ver
diend
Mia Robé