m
z
W,:'
Sf-.:
j^Sae®*# afc.
door Jeanne van Schaik-Willing
(^NIEUWS
20
■f'-xr^y-
^jy -
Tante Lucie was de zuster van de
grootmoeder van Greetje, Bram, Karei
en Bertje. Ze was heel aardig, maar de
achterneefjes en -nichtjes kwamen niet
al te dikwijls bij haar. Waarom eigen
lijk niet? Om niets, omdat het knik
kertijd was of omdat er net een rage
was voor postzegels of er kwam een
heerlijke verjaarpartij met een vossen
jacht of een trektocht tussen.
De oude tante leefde samen met de
even oude huishoudster, juffrouw
Mientje, op een bovenhuis. Mientje
leek veel op een muis, een muis met
een bril dan. Het was alsof ze de woor
den die je tot haar sprak, opsnuffelde.
Eens had tante Lucie, die vroeger
pianolessen had gegeven, alle achter
neefjes en -nichtjes bij elkaar gevraagd
en had de Muizenbruiloft voor ze ge
speeld op de piano. Ze kon met noten
laten horen hoe muizen van een trap
rolden of in optocht langs trokken.
Ze hadden chocolademelk gedronken
en zelfgebakken koekjes gegeten en
dat was alles heel leuk geweest, als
juffrouw Mientje maar niet had staan
luisteren. „De bruiloft van Mientje"
had neef Charles toen gefluisterd en
geproest dat ze haddenZe konden
eenvoudig niet meer van het lachen,
want nu zagen ze juffrouw Mientje
glijden en stappen en hoe vrolijker
tante Lucie met haar beef-stem zong,
hoe meer zij het te kwaad kregen, ter
wijl juffrouw Mientje dan nog, zon
der te begrijpen waarom ze vrolijk
waren, een beetje meelachte.
Misschien was het dat wel, waarom
ze in zo'n tijd niet meer op bezoek
geweest waren; ze schaamden zich, ze
hadden zich beestachtig gedragen.
Maar met Kerstmis zei Vader: „Nu is
het uit, jullie gaan vanmiddag," en zo
kwam het dan, dat ze op die mistig-
grijze middag van de tweede Kerstdag
met appels, kerstkrans en hulst onder
aan de trap stonden van hun oud
tante.
Juffrouw Mientje was weer helemaal
juffrouw Mientje, van een akelig soort
vriendelijkheid met angst erdoorheen.
De ogen keken bang en de mond was
vriendelijk. Ze leek alweer kleiner,
maar dat kwam natuurlijk omdat zij
zelf gegroeid waren. „Jullie tante is
een beetje ziek," zei ze. „Maar ze zal
erg blij zijn dat jullie er bent." Greet,
de oudste, kon nog net denken: „Hoe
kan men nu blij zijn om ons," maar
toen had de oude juffrouw haar hoofd
al om de slaapkamerdeur gestoken en
sprak: „Wat heb ik u gezegd? Ze zijn
er, ze zijn gekomen, alle vier," en toen
moesten ze binnentreden in die haast
donkere kamer, waar in het grote, sta
tige, ouderwetse bed met een baldakijn
boven vier houten kolommen tante
Lucie lag, een heel vreemde tante
Lucie, met twee vlechtjes boven een
witte nachtpon, als een verschrom
peld, erg oud kind.
„Vrolijk Kerstfeest," zei Greet. „Vro
lijk Kerstfeest," zei Bram. „Vrolijk