Gevat in onze DOOR JEANNE DE VLIEGER-VERBEEK
18
Foto: Nico Vermeulen
Zij kijkt altijd bij ons binnen, oud en wijs en
bedaard. Haar armen heeft ze moederlijk wijd
uitgebreid en verstard in dit gebaar is ze op
ieder uur van de dag bij ons. Niet brutaal -
ach, de nieuwsgierigheid der jeugd is haar
reeds lang vergaanHaar huid is verweerd en
haar blik bezonken. Zij ziet onze jongens naar
school gaan en komen, maar ook gluurt ze
's nachts binnen als ik baby z'n nachtvoeding
geef en haar aanwezigheid daar aan ons raam
is iets vertrouwds geworden. Hoe fier kijkt ze
de kudde van schapewolkjes na die langs haar
trekt, hoe trotseert ze de najaarswinden die op
haar aanvallen, maar altijd verliezen moeten.
En dan te denken, dat onze nieuwe muren zon
der stoot capituleren voor regen en wind! Och,
ze was er reeds, toen „Bij gaslicht" van Borde-
wijk nog werkelijkheid was en haar romp ge
tuigt van alle smook en walm, die sindsdien
langs haar heen zijn gegaan, doch haar de
warme gloed van de ouderdom hebben gegeven.
Vooral als de ondergaande zon (zo die er is
z'n laatste rode stralen om haar laat spelen, is ze me dierbaar.
Met geamuseerde blik bekijkt ze haar zuster, die enige tientallen meters verder haar
blikken over stad en polder laat gaan maar bij flinke windkracht jolig maaiend de dagen
van weleer terug wil roepen, toen zij met zeventien gezusters de wacht hielden op de
vesten van Schiedam en een actief aandeel hadden in zijn nijverheid en handel - de
jeneverindustrie. Zo werkten ze mee aan de bijnaam Zwart Nazareth.
Dan is daar haar zuster ter andere zijde, met smadelijk afgekapt hoofd. Evenwel laatst
torenden als miniatuurtjes op die afgeknotte romp enige mannen. Zou ook deze zuster
nog eens fier het hoofd heffen voor stedeling en toerist?
Gelaten ziet ze toe, dat ze gebruikt wordt als rijwielstalling en opslagplaats, alsof ze
een onbewoonbaarverklaarde woning ware, waarvan er zovele in haar naaste omgeving
te vinden zijn. Ze zwijgt, als ik (een hekel hebbend aan openlijke conflicten) mijn ge
moed lucht door heimelijk m'n tong uit te steken tegen man en vader.
Waarom zou ze zich ook druk maken?
Ze zag, met hop Marjanneke, eertijds de Prins in 't land, en toen die malle Fransen;
ze zag 't Herrenvolk komen en weer gaan. Wat zou zo'n onenigheidje in een Schiedam-
se huiskamer?
Als haar muren spreken konden wat zou er een boeiende Schiedamse roman ontstaan.
Ze zwijgt. Ook als „the man in the streef' haar tot onze ergernis als urinoir gebruikt.
Het brandje bij de distilleerderij aan haar voet, vorig jaar, liet haar onberoerd, maar -
gastvrijheid verleent ze gaarne aan de tientallen duivengeneraties, hoe lang al?
Ze is mijn nooit afwezige vriendin die als een tekening van Anton Pieck gevat is in onze
vensterlijst, molen „De Vrijheid ^et toestemming overgenomen uit
De Schiedamse Gemeenschap".