UIT DE OUDE DOOS (32) Radersioomschepen "Hekla" en "Eina" (bouwnummers 1 en 2) NIEUWS 8 Een korte beschrijving van bouwnummers 1 en 2 van het Etablissement Fijenoord, de „Hekla" en de „Et- na", zou niet volledig zijn zonder een teruggreep in de voorhistorie van onze werf. In dat tijdperk, dat zich uitstrekte vanaf het historisch moment in het jaar 1822, waarop de heren Corn, van Vo'lenhoven, G. M. Röntgen, J. C. Baud, C. C. Du- tilh en Mevrouw de Wed. Balguerie de Rederij „Van Vollenhoven, Dutilh Co." oprichtten met het doel de raderboot „De Nederlander" te laten bouwen en in de vaart te brengen, tot het moment dat in 1835 voor het eerst een schip geheel door Fijenoord werd gebouwd, is veel gebeurd. In die periode van een dozijn jaren werd in Neder land niet alleen het stoomschip geboren, doch boven dien reeds de compoundmachine ingevoerd en, of dat nog niet genoeg was. werden tevens de eerste ijzeren schepen gebouwd Naarmati men zich meer verdiept in de schaarse ge gevens uit die tijd groeit de verbazing over hetgeen in zo'n korte tijd tot stand kwam en groeit de bewonde ring voor het genie Gerhard Moritz Röntgen, de vin dingrijke en drijvende kracht achter een technische omwenteling. 1822. De raderstoomboot „De Nederlander" wordt besteld. 1824. Te Soerabaja wordt de eerste en voorlopig de enige stoomboot voor diensten in Nederlandsch Indië gebouwd. Dit particuliere schip, de „V. d. Capellen was uitgerust met een Engelse stoommachine en heeft tot 1840 gevaren, waarna het aan Siam werd ver kocht. 1826. Koning Willem I laat een ijzeren stoomjacht bouwen. Mislukkingen blijven niet uit. Het stoomschip „At las", bestemd voor een Pakketdienst op Nederlandsch Indië wordt gebouwd, doch na de proeftocht opge legd en gesloopt. Te zelfder tijd vaart op onze rivie ren een schip, dat wordt voortbewogen door een on derwaterrad, waarvan de spaken zich langs de rivier bodem bewegen. Ook dit schip blijkt een mislukking te zijn en het wordt tot een normale raderboot ver bouwd. In onze tijd neemt practisch de gehele bevolking van het land via televisie, radio en kranten kennis van hetgeen zich afspeelt en zij ziet met verbazing en soms met een gevoel van ongerustheid de ontwikkeling van de techniek in adembenemend tempo voortschrijden. 140 jaar geleden drong het nieuws slechts langzaam en tot een zeer kleine groep van ons volk door. De verbazing van deze mensen over de technische vin dingen moet echter vele malen groter dan de onze zijn geweest. Uit het feit dat in 1826 schepen moesten worden be steld, die speciaal waren ontworpen om zeerovers te bestrijden, blijkt, dat ook op ander gebied de maat schappij uit die dagen van de onze afweek. In dat jaar werd tussen het Ministerie van Koloniën en de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij een contract afgesloten voor de bouw van de twee groot ste schepen van een viertal, dat zou worden aange schaft. De kleinere, de „Hekla" en „Etna", werden pas veel later besteld. De „Orestes" en de „Pylades" zouden elk 353.000,- kosten en 48 meter lang en 8 meter breed zijn. De diepgang zou ongeveer 5 voet bedragen, de machine installatie moest 160 P.K. nominaal leveren. Tegen de zeerovers konden zij met een lange en een korte 24-ponder en vier 6-ponders vuur afgeven. Van deze schepen, die elk 3 masten met schoenentuig voerden, bestaat, voor zover mij bekend, geen afbeelding. Zoals in die jaren gebruikelijk, werden de schepen niet door de N.S.M. zelf gebouwd. Eén romp werd op een werf te Lekkerkerk, de andere in Boom bij Antwerpen besteld. Cockerill leverde voor beide schepen ketels en machine. Voornamelijk om financiële redenen vlotte het met de boten niet erg en in 1828 werd achtereenvolgens door 2 commissies voorgesteld de schepen niet af te bou wen, doch te slopen. De werkzaamheden werden ge stopt en na enige tijd bood men de casco's en machi ne-installaties te koop aan. Eind 1831 kocht de N.S.M. de beide schepen zonder ketels terug voor een totaalbedrag van 12.760, De „Orestes" werd gesloopt, de „Pylades" als berg plaats gebruikt. Het volgende jaar nam de N.S.M. het initiatief de „Pylades" alsnog bij het Etablissement Fijenoord af te bouwen. Men kocht de machine van de inmiddels gesloopte „Atlas", welk schip, zoals men eerder las, het niet verder dan de proeftocht had gebracht en plaatste de installatie in het casco van de „Pylades". Eind 1834 was het schip klaar en op 16 december van dat jaar werd een proeftocht bij Den Briel gehouden, die bevredigend verliep. De machine-installatie leverde 200 P.K. en het De partement van Koloniën was nu zo met het schip in zijn sas, dat het 't weer van de N.S.M. terugkocht. Op 14 januari 1835 vertrok de „Pylades" uit Helle- voetsluis om onder eigen stoom bij kalm weer de reis naar Nederlandsch Indië te ondernemen. Spoedig bleek het schip water te maken, de machine kamer liep snel vol en men zag geen kans het bin nenstromende water met de pompen te bedwingen. De bemanning moest op 2 mijl uit de kust het onge luksschip verlaten en bereikte met een vissersboot de vaste wal, met uitzondering van één man, die de ver drinkingsdood stierf.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1962 | | pagina 12