nu KOTTJKKDA'M. Van het uit 1826 stammende plan om in Nederlandsch Indië over twee grote en twee kleine „Roverboten" te beschikken was dus niets verwezenlijkt. Men moest geheel opnieuw beginnen en bestelde weer twee vaartuigen van het grote type, doch dit maal in Engeland. De bouw van twee kleine, ijzeren gouvernementsschepen werd voor de totaalprijs van 190.000,aan „Fijenoord" opgedragen. Met de in het buitenland gebouwde schepen had men niet veel geluk. De „Willem den Eersten" kwam in 1836 uit Europa in de Oost aan, doch verging in het midden van het volgend jaar op het Lucipararif. Het tweede schip is uit Nederland vertrokken, maar nooit op de plaats van bestemming aangekomen. De gouvemementsraderstoomschepen „Hekla" en „Etna", de eerste ijzeren zeeschepen in Nederland ge bouwd, werden in 1834 op stapel gezet op het Etablis sement Fijenoord van de Nederlandsche Stoomboot Maatschappij Ervaring op het gebied van ijzeren scheepsbouw had men niet en aangenomen mag worden, dat de scheep jes grotendeels door ketelmakers zijn gebouwd. Mogelijk heeft het jonge bedrijf een beroep gedaan op ervaring en kennis van de Marinewerf te Rot terdam, waar acht jaar eerder het ijzeren stoomjacht „Leeuw" was vervaardigd. Van de door Röntgen ontworpen „Hekla" en „Etna" zijn weinig gegevens bekend en volgens mij bestaat er geen enkele afbeelding. De scheepjes hadden een uitgesproken katterug. Een halfhoge bak en kampanje waren onderdeks door een koker verbonden. Zowel in de bak als in de kampanje waren twee één ponder achterlaadkanonnen opgesteld, waarmede men in geval van overrompeling door zeerovers, het dek kon „schoonvegen". Om te voorkomen dat eigen bemanningsleden onder vuur werden genomen was het dek midscheeps hoger aangebracht dan aan de einden van het schip, van daar de zogenaamde katterug. De machine-installatie bestond uit een z.g. hogedruk- ketel en een compoundmachine volgens de vinding van Röntgen. De schepen werden te Fijenoord opgebouwd en ver volgens op de helling gedemonteerd. In 1835 en '36 zond men de onderdelen per zeilschip naar Oost-Indië. De „Hekla" werd vervoerd door het fregat „Neer- lands Koning" van de Rederij A. van Hoboken, te Rotterdam. Op 's Lands Werf te Soerabaja werden de rompen weer in elkaar gezet en afgebouwd. De „Hekla" liep op 24 december 1836 als eerste te water. Het is duidelijk, dat in Nederland geen afbeelding van de varende schepen kan zijn gemaakt en aange zien de werktekeningen als handleiding voor 's Lands Werf naar Soerabaja werden gezonden, bestaat er wei nig kans, dat nog eens een prent van deze interessan te schepen voor de dag komt. De „Hekla" en de „Etna" kwamen in de loop van 1837 in de vaart ter bestrijding van zeerovers, die zich na een eerste kennismaking inderdaad op afstand hielden. Door de kleine diepgang konden de „Roverboten" dicht onder de kust komen en zij voldeden uitstekend voor het gestelde doel. In open zee slingerden de scheepjes echter bijzonder veel en zij verloren daardoor veel vaart. Mede in ver- tfatsi^rttJciu-nj v<-»n le

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1962 | | pagina 13