t'l
De Paulusparapluie
JEAN DULIEU:
De regen viel met stromen neer. Het spetterde en klet
terde door het hele bos. Paulus zat met een mistroostig
gezicht in zijn boom en staarde door zijn raampje.
„Dat wordt vandaag vast geen wandeling," zuchtte hij.
„Ik heb mijn kabouterpakje net zo keurig opgestreken
en nu kan ik het toch niet laten bederven door al dat
water!" Maar opeens klaarde het gezicht van Paulus
op. Had hij op zijn zoldertje nog niet een parapluie
liggen? Hij ging meteen kijken. En jawel hoor, op de
zolder vond hij de parapluie. Maar het ding was wel
erg oud. Er zaten allemaal gaten in. Doch daardoor
liet Paulus zich niet uit het veld slaan. Hij pakte naald
en draad en begon met de tong uit zijn mond de gaten
te herstellen. Dat was een heel werk, maar het kwam
voor elkaar, want Paulus kan heel goed verstellen, als
dat nodig is. Toen stapte Paulus naar buiten, als een
echt gelukkige boskabouter. Hij bleef fijn droog en
besloot meteen om een fikse wandeling te maken.
Maar daar ontmoette hij Prikkeprik. „Dag Paulus,"
zei Prikkeprik, „mag ik bij jou onder die parapluie
komen?" „Natuurlijk wel," zei Paulus, „dan blijf jij ook droog." Daarna dook Wipper op, uit een konijnehol
en vroeg met een heel zielig gezicht of hij ook mocht schuilen. „Dat spreekt vanzelf," zei Paulus goedhartig,
„kom er maar bij." Vervolgens kwam Gregorius aansukkelen. Hij schreeuwde: „Ha, een rareflu!" en sloot zich
zonder plichtplegingen bij Paulus aan. Het begon nu al aardig nauw te worden, daar onder die kabouterplu.
„Dit is heiendal zeer bijzonder," sprak opeens een zware stem. „Je moet weten dat ik er mijn hele leven al naar
verlangd heb om ook eens onder een parapluie te lopen." „O," zei Paulus kleintjes en hij probeerde Oehoeboeroe
vriendelijk toe te lachen, „dat eh dat treft dan wel goed hè?" „Dat doet het zeker," sprak Oehoeboeroe,
terwijl hij zijn dikke uilelijf naast Paulus wrong en meteen Salomo ontdekte. „Ha die Salomo!" riep Oehoeboe
roe dadelijk, „kom er ook bij, dan blijf je lekker droog!" Salomo kwam natuurlijk onmiddellijk en Pam, het
aapje, kwam ook en toen er daarna
nog een jong dasje bijkwam, was er f f 11/
voor Paulus echt geen plaats meer. i it J