soort een bepaalde boom behoort. Je denkt natuurlijk aan de wilge- takken, die moeder misschien in de huiskamer heeft staan: lange twijgen met kleine, „staande" kat jes, die zilverachtig glanzen. Na enige tijd komen meeldraadjes naar buiten steken en zijn de katjes gele bolletjes geworden. Wat ziet zo'n tak er feestelijk uit. In sommige streken worden ze met palmpasen gebruikt als „palmtakjes". Deze takken, die in de grote ste den in winkels te koop zijn, wor den gesneden van de WATER WILG. Overal langs het water groeit deze boom. Niet alle water wilgen dragen die mooie gele meeldraadkatjes. Er zijn ook bo men, die alleen stamperkatjes heb ben. Uit die katjes groeit het zaad. De bijen moeten daarvoor het stuifmeel van de meeldraadkatjes op de stamperkatjes afgeven. Een andere boom, die veel langs het water voorkomt is de KNOT WILG. Dit is een schietwilg, die geknot is. Als de boom \]/z tot 2 meter hoog is, hakt de boer de top met alle takken af. De takken gebruikt hij op de boerderij voor allerlei zaken: b.v. als rijshout steun) voor erwten en bonen, voor het maken van hokken of schuurtjes, voor het samenbinden van planten, voor stelen van werk tuigen, enz. De geknotte wilg maakt nieuwe takken, die de boer weer afhakt als hij ze nodig heeft. Ieder voor jaar groeien nieuwe loten. De oude stompjes vormen op den duur een grote knobbel. De TREURWILG, die je veel langs grachten en in parken ziet, is ook een soort schietwilg. In de duinen en op de heide komt de KRUIPWILG voor. Het is een laag heestertje met fijne twijgjes. Deze wilg bloeit, behalve in het voorjaar, nog eens in de zomer. HET HOUT. Het hout van de wilg is mooi wit, taai en soepel. Er worden o.a. klompen van ge maakt, speelgoed, kisten en hockey sticks. De wilgetakken gebruikt men ook. GRIENDEN. Een griend is een stuk land waar men wilgen kweekt, die regelmatig gehakt of gesneden worden. SNIJGRIENDEN. De fijne soor ten worden jaarlijks in de winter gesneden. Deze takken heten „tenen". Zij worden gebruikt voor vlechtwerk. Voor het vlechten mo gen de tenen geen zijtakjes heb ben. Die verzwakken de teen, waardoor deze makkelijk breekt. griend Ge. Tenen van de KATWILG dienen voor grof mandewerk. Voor fijn vlechtwerk wordt de BITTER- WILG gebruikt. De takken van deze laatste wilg zijn roodachtig, maar de bast is van binnen geel. Vroeger kookten de mensen een aftreksel van de bast. Het smaakte knotwilg treurwilg erg bitter, maar het drankje was een goed middel tegen koorts. Het bevatte dezelfde stof, die ook in asperine zit. Een andere wilg, die veel gekweekt wordt, is de AMANDELWILG. De tenen van deze struik worden ook gevlochten. HAKGRIENDEN. Op de hak- grienden wordt eens in de 3 tot 4 jaar gehakt. Deze takken leveren hoepels op voor tonnen en er worden zinkstukken van gemaakt voor waterwerken. De meeste grienden liggen bij de grote rivieren. Diegenen van jullie, die in de buurt van een griend wonen, hebben een kans om er een kijkje te nemen als er gewerkt wordt. Probeer ook eens een klompen maker te vinden en een manden- vlechter. De mensen zullen je ze ker van hun werk willen vertellen. Misschien hebben ze wat resten voor je, waarmee je zelf kunt knut selen. Doe je best! G. C. L. Blankwaardt-Natan 28

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1963 | | pagina 30