zocht een doosje, ging terug naar Anna en praat
te: „Anna, als moeder je ziet, dan pakt zij de
ragebol en wat er dan met je gebeurt
Anna verroerde zich niet. Denken spinnen wel
ooit aan ragebollen?
„Zie je, Anna, als ik je nu niet meeneem, dan
komt de ragebol. En ragebollen zijn gevangenis
sen voor spinnen. De haren van een ragebol hou
den je vast. Je komt er nooit meer uit. En dan ga
je dood. Ik moet je dus wel pakken. Ik zal je een
andere plaats geven. Waar je een nieuw web
kunt bouwen
Thomas wilde Anna pakken. Tja, een beetje grie
zelig was het toch wel: die dunne poten, dat ron
de lijfje
Anna klauterde bliksemsnel door het web, toen
Thomas haar aanraakte. Thomas hield het doosje
onder het web. Hij raakte Anna weer aan en toen
liet de spin zich vallen, recht in het doosje. Vlug
klapte Thomas het doosje dicht. Vlug klom hij
van de tafel.
„Je hoeft niet bang te zijn, Anna," fluisterde hij,
„nu krijg je een veilig huis, waarin je een web
kunt maken. Dan hoef je nooit meer bang te zijn
voor ragebollen en ik kan zien, hoe jij een web
maakt."
Thomas liep naar het kippenhok.
„Tok-tooooook-tooooooooook.
De kippen kwamen haastig aanstappen. Ze lie
pen voor zijn voeten en natuurlijk keken ze naar
zijn handen. Kippen hebben altijd zin in iets
lekkers.
Het kippenhok zag er netjes uit. Vader hield
het schoon en hij deed dat heel precies. Zelfs de
spinnen, die hier elke week weer woonden, haal
de hij weg. Ze kwamen telkens weer terug, want
kippenhokken zijn fijne huizen voor spinnen.
„Nu zet ik je hier in de hoek Anna en dan blijf
ik, totdat je een nieuw web hebt gemaakt. Al
moet ik de hele middag wachten. Als je dan nog
niet klaar bent, blijf ik vannacht ook nog hier.
Dan neem ik gewoon een zaklantaarn."
Thomas voelde zich heel tevreden. Hij zou Anna
geen sekonde uit het oog verliezen. Zo zou hij
vast en zeker zien, hoe spinnen webben maken.
De middag duurde immers lang. Het zou vast
vanmiddag gebeuren.
Hij deed het doosje open en hield het hoog tegen
de muur van het kippenhok. Anna krabbelde uit
het doosje en niet naar de hoek, maar op Thomas
arm. Brrrrr wat een griezel-gevoel. Thomas
pakte haar en zette haar in de hoek. Daar zat
Anna dan.
Met een zucht van verlichting ging Thomas op
de kippenvoerbak zitten en hij zat nog niet
of Anna begon snel, heel snel te kruipen. Om
hoog, nog hoger Thomas hield zijn adem in.
Zou ze beginnen?
Maar Anna kroop naar het licht.
En dat licht kwam van buiten. Het viel door een
grote spleet, tussen de muur en het dak van het
hok. Anna was al bij de spleet en door de spleet
verdwenen, voordat Thomas iets had kunnen
doen.
Hij vloog het kippenhok uit. Hij rende naar die
achterkant van het hok, waar de spleet was. Hij
mocht Anna niet verliezen. Hij moest haar terug
vinden. Aan de achterkant was het een kleine
wildernis. Er groeiden brandnetels en wilde bloe
men en het zat er vol spinnewebben. Grote spin-
newebben, kleine spinnewebben, mooie spinne
webben, slordige spinnewebben. Ze hingen overal.
Tussen die spinnewebben scharrelde een spin,
die Anna heette en nog steeds geen web had,
haastig weg, op zoek naar een veilig plekje, waar
ze eens rustig haar gang kon gaan.
Thomas zag haar niet eens.
Met open mond keek hij naar de rand van het
dak. Want daar, vlak voor zijn neus liet een
grote, grote spin met harige poten zich juist aan
een dun zilveren draadje naar beneden zakken.
Het eerste draadje voor een mooi, nieuw spinne-
web, dat ze ijverig ging weven.
Truus Spar la jr.
17